Democratische religie kan de EU nieuw elan geven

Democratische religie kan de EU nieuw elan geven        Piet Keizer, 22/4/2022

  1. Inleiding

De wereldverhoudingen verschuiven. China is een totalitaire staat, en het Chinese volk toont geen tekenen van sterk verzet. De Verenigde Staten is op zijn retour, en zijn democratische structuur staat op het spel. Rusland was de laatste decennia bezig zich te herstellen van de klap in 1989 – het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Sinds een paar weken toont het zijn ambities – een nieuw Russisch Rijk, te vergelijken met de periode van de Tsaren. De Europese Landen koesteren hun natie, en hebben grote moeite te integreren. Op het gebied van ideologie, religie en cultuur zijn er grote verschillen tussen West, Oost, Noord en Zuid.

Europa wordt op drie manieren bedreigd. De totalitaire wijze waarop Rusland zijn burgers de wereldvisie van het Kremlin opdringt, is een bedreiging voor de vrije pers. Van binnen uit wordt Europa bedreigd door nationalistische stromingen, die de democratische rechtstaat ondermijnen. Een derde bedreiging is die van het moderne liberalisme, die de Europese beschaving ondermijnt. De moderne wetenschap speelt hierin een belangrijke rol.

De EU is opgericht om een aantal rechten voor alle burgers te beschermen. Nu deze op het spel staan, is het belangrijk om na te denken hoe de EU, niet alleen structureel, maar zich ook cultureel zich kan verbeteren. Het is gebleken dat vele landen lippendienst bewijzen aan hun principes. In de praktijk wordt er vaak tegen gezondigd. Er wordt dan gewezen o andere mensen, die ook de regels aan hun laars lappen. Het blijkt echter ook dat sommige mensen er veel meer last van hebben dan anderen. Mentaliteit is een variabele, die verbeterd kan worden.

Dit essay gaat over de rol van religie bij de verandering van de Europese mentaliteit. Alleen dan is het model van mensenrechten duurzaam. Hierbij moeten we de interacties tussen het godsbeeld, het mensbeeld en het maatschappijbeeld in het oog houden. In de volgende sectie zullen we ingaan op het essentiële verschil tussen autocratie en democratie. In sectie drie bespreken we de ontwikkeling van de wetenschap er de daaruit voorvloeiende technologie. In autocratieën wordt technologie vooral gebruikt om de grootheid van de dictator en he volk te laten zien. Dit vergt veel investeringen, zeker ook in de opbouw van een sterk leger, een adequate politie, die alle neigingen tot verzet de kop in moet drukken. In democratieën wordt de technologische progressie vooral gebruikt om tot massaconsumptie te komen. In beide gevallen krijgt een moderne samenleving last van twee welhaast onontkoombare problemen. In sectie 4 worden deze hobbels besproken. Autocratieën hebben hier minder last van dan democratieën. Een dictator onderdrukt elk verzet, en beïnvloedt de wijze waarop de burgers de prestaties van het bestuur beoordelen. Democratieën daarentegen, gaan prat op een vrije pers. Hierdoor worden alle fouten van de overheid breed uitgemeten. Naarmate mensen meer onwaarheden afdekken en discrimineren, raakt een democratische samenleving meer gefragmenteerd. De extreme zijden worden sterker, en het gevaar van een transitie naar een autocratie dreigt. Democratie pretendeert bescherming van de rechten van alle burgers. Als de wetenschap dit mensbeeld ondermijnt door alle metafysica af te schaffen, dan wordt het voor burgers steeds moeilijker om zelfstandige personen te worden, die hun vrijheid op een verantwoordelijke wijze gebruiken. Sectie 5 laat zien dat autocratieën religie gebruiken om het volk mee te krijgen in een conservatief project. Mannen leiden de samenleving en burgers moeten naar hen luisteren omdat God dat wil. democratieën daarentegen, leggen de nadruk op rechten voor ieder mens – waaronder godsdienstvrijheid. Conservatieve culturen houden er conservatieve godsbeelden op na. Progressieve culturen beschouwen godsdienst als achterhaald. Daarmee wordt over het hoofd gezien dat religie een kracht vertegenwoordigt, die goed gebruikt kan worden om de democratie te versterken. In sectie 6 wordt een democratisch en progressief godsbeeld geschetst. Mensen hebben een hele belangrijke functie van de schepper gekregen om de schepping tot bloei te brengen, tot voordeel van alle mensen. Sectie 7 trekt een aantal conclusies en pleit voor een progressief religieus revival .

  • Autocratie en democratie.

De aanhangers van een autocratisch georganiseerde samenleving ervaren hun werkelijkheid als chaotisch en gevaarlijk. Mensen zijn als wolven voor elkaar. Mannen zijn vanwege hun fysieke kracht en moed aangewezen om leiding te geven, en de eigen groep te disciplineren. De alfa-man is het hoofd en neemt de strategisch beslissingen. De rest volgt en voert uit. De leider heeft een loyale elite nodig. De leden van die elite zijn het hoofd van de belangrijkste instituties, zoals leger en politie, geheime dienst, media en kerk. De hoogste man van de kerk dient het volk duidelijk te maken dat de leider van God gegeven is. De missie van de Leider is het stichten van een groot en verdedigbaar rijk – welke respect afdwingt in de wereld. De elite zorgt ook voor de noodzakelijke opvolging van de leider. De kerk maakt het volk duidelijk dat de nieuwe man door God is gezegend en dat gehoorzaamheid aan hem vereist is.

De aanhangers van een democratisch georganiseerde samenleving leven in een andere realiteit. Ouders worden geacht hun kinderen op te voeden tot zelfstandige personen. Ze staan letterlijk en figuurlijk op eigen benen. Ze zijn in staat om verantwoordelijkheid te dragen voor de wijze waarop ze met de vrijheid om gaan. De maatschappij wordt bestuurd door een overheid, waarvan de bestuursleden worden gekozen door het volk. De belangrijkste taak van de overheid is bescherming te bieden aan de burgers beschermd tegen burgers, die hun verantwoordelijkheid niet waarmaken. De burgers hebben de macht om politici, die met behulp van het overheidsapparaat burgers onderdrukken, af te zetten. De te beschermen grondrechten van een burger worden in een grondwet geformuleerd. Individuele vrijheid levert een markteconomie op, waarin het prijsmechanisme markten in evenwicht houdt. Mocht een dergelijke economie teveel armoede opleveren, dan zal de overheid namens de gemeenschap onderwijs, gezondheidszorg, democratische rechtspraak en sociale zekerheid moeten organiseren. Democratie betekent dat het volk regeert, en niet een autocraat. Het impliceert dat ieder mens telt. Als er mensen zijn die zich niet gehoord voelen, kunnen ze via de politieke sector hun geluid organiseren. Bij eerlijke verkiezingen zal blijken of hier steun voor is. Vrije burgers bepalen zelf of ze een god willen dienen of niet. Dit is een privézaak, en een overheid bemoeit zich hier niet mee. In de praktijk blijkt dat er een religieuze markt ontstaat, waar ieder persoon zelf beslist of, en zo ja, welke godsdiensten hij koopt.

Een autocratische samenleving heeft de neiging om religieuze instituties goed te organiseren zodat het geloof een belangrijke bouwsteen kan zijn van de machtsstructuur van de leider. Als de ervaring is dat religieuze gemeenschappen zich stug verzetten tegen een dergelijke rol, dan zal de politiek leider kerken verbieden en gelovigen straffen. In Rusland zien we het eerste: de Russische kerk biedt Poetin steun in zijn poging om een rijk te bouwen. In het Oude Testament staat wel iets dat deze strategie kan rechtvaardigen. In China wordt het confucianisme niet als religie gezien – het is een verzameling regels die mensen discipline leren. Maar Christendom en Islam zijn instituties, die streng verboden zijn. Een democratische samenleving heeft de neiging om religie als een privézaak te beschouwen. Religieuze uitingen horen niet thuis in de publieke sfeer. Uiteraard is er concurrentie tussen de verschillende godsdiensten. Maar de aan de democratie ten grondslag liggende maatschappijbeelden speelt de menselijke rivaliteit geen rol. Liberalen streven naar een samenleving waarin individuele vrijheid van personen centraal staat. De vrijheid van de één vormt de grens voor de vrijheid van een ander persoon. Als iedereen zich aan deze regel houdt, zal eventuele rivaliteit niet tot uiting komen. Socialisten streven naar sociale rechtvaardigheid, waarbij de verdeling van kennis, inkomen en macht zo gelijk mogelijk is. Een behoorlijk mate van gelijkheid haalt de angel weg, die tot rivaliteit leidt. De combinatie van planning en concurrentie levert welvaart voor iedereen op. Vrede is het resultaat.

Beide systemen zijn ideaaltypisch beschreven. Dit betekent dat in de praktijk organisatievormen altijd afwijken. Een samenleving is nogal autocratisch of nogal democratisch. Ze wijken vaak nogal af van het ideaal, doordat machtige mensen vaak regels ontduiken of regels maken, die voor henzelf voordelig zijn. Als de cultuur afwijkt van de structuur, dan kun je cultuur moeilijk via structurele maatregelen veranderen.

De menswetenschappen veronderstellen dat mensen altijd en overal de neiging hebben om zichzelf zo rijk en prestigieus mogelijk te maken. Als ze daarin succesvol zijn, dan hebben ze zelfrespect, en dat voelt goed. De regels van een democratische samenleving blijken steeds moeilijker te handhaven. Steeds meer mensen kunnen de verleiding niet weerstaan om aan    hun verslaving aan comfort paal en perk te stellen. In een autocratische samenleving is het de elite die frauduleus en corrupt zijn. Door het monopolie van de media weet het volk dat niet. In een democratie wordt dat steeds meer bekend. Dit leidt tot steeds meer fragmentatie – uiteindelijk valt een democratisch systeem uit elkaar, en komt er een autocraat aan de macht.

In het vervolg gaan we in op de rol van de moderne wetenschap en technologie, en de problemen die dat geeft voor een democratie.

  • Moderne wetenschap en technologie

De moderne wetenschap heeft afscheid genomen van metafysica, intuïtie en traditie als betrouwbare grondslagen voor kennis. Louter empirisch onderzoek verschaft ons evidente resultaten. De vorm waarin de resultaten worden gepresenteerd wordt bepaald door de natuurlijke wetten van de logica en wiskunde, en die van de stochastische statistiek. Beroemd is de botsing tussen Galilei en de kerkelijke autoriteiten. De Kerk begreep niet wat er in de bijbel stond met betrekking tot de positie van de aarde ten opzichte van de zon en deed Galilei in de ban. Wetenschappers gingen door op basis van de veronderstelling dat God geen rol speelt als het gaat om de creatie van stof en energie. Natuurkundigen werden deïsten: God heeft onze werkelijkheid geschapen, maar toen hij klaar was, is hij andere dingen gaan doen. Wij moeten nu de mechanismen ontdekken, die onze wereld draaiende houden. Metafysica werd steeds verdachter gemaakt, waardoor theorievorming onder druk kwam te staan. Vooral voor de menswetenschappen blijkt dit een dramatische ontwikkeling. In de sociologie zijn mensen gereduceerd tot sociale wezens. De sociale psychologie stelt dat menselijk gedrag wordt bepaald door de sociale context, en de gedragspsychologie is gereduceerd tot neurologie: “ik ben mijn brein”. Op dit moment worden gedragsproblemen vaak aangepakt door de farmacie. Chips met algoritmen, die in de hersenen worden geplaatst, hebben de toekomst. Zij kunnen het gedrag van mensen zodanig sturen dat ze gewenst gedrag vertonen. Eerst werd God voor non-existent verklaard, onze realiteit was er opeens. De creatie van stof en materie ging gepaard met een grote knal. Nu staan wetenschappers op punt om de mens dood te verklaren. We zijn geluksmachines geworden, die geprogrammeerd worden om comfortabel te bestaan. Moraliteit en mentaliteit zijn niet meer nodig. Alle delen van een menselijk persoon kunnen worden vervangen indien nodig.

China ziet de moderne wetenschap als een belangrijk middel om welvaart voor de massa te produceren, en mensen die het communistische project tegenwerken kunnen perfect worden gemonitord.. Marx heeft religie opium van het volk genoemd. Kapitalisme produceert welvaart, maar deze wordt zeer ongelijk verdeeld. Velen leren in de kerk dat armoede en tegenspoed geaccepteerd moet worden – God vraagt dat van mensen. Hierdoor wordt de overgang naar het socialistische rijk belemmerd. Maar in China is de socialistische revolutie gelukt. Hoe groter en sterker het Chinese Rijk, hoe meer mensen bevrijd worden van het kapitalisme, en hoe beter China verdedigd kan worden tegen kapitalistische krachten. China heeft aangetoond dat religie geen essentiële functie heeft in de samenleving – op z’n hoogst een negatieve. Chinese leiders huiveren van het idee dat mensen hun heil elders zoeken, en zich eigenlijk onafhankelijk voelen van de Chinese overheid. Zij die regels overtreden, worden gekort op allerlei mensenrechten: vrijheidsberoving, geen belangrijke onderwijsplekken voor kinderen, geen tickets voor het bijwonen van Olympische Spelen. Machtsspreiding is ondoelmatig. De Communistische Partij heeft het laatste woord. Internet is een ernstige bedreiging voor de centrale macht. Een ieder die zijn eigen mening geeft, moet worden opgesloten.

Rusland ziet het moderne liberalisme als haar grote vrijheid. Een vooraanstaande ideologisch adviseur van Poetin, Aleksandr Dugin heeft in 2018 een lezing gegeven in Amsterdam. Hieruit bleek dat Rusland streeft naar een groot wereldrijk. De Tsaren zijn hierbij Poetins grote voorbeeld. Individuen zijn onlosmakelijke onderdelen van grote collectieven. Het Centrum van de Staat coördineert de activiteiten van verschillende Instituties, zoals Familie, Bedrijf, Kerk en Staat. De Westerse honger naar comfort en decadentie is onmenselijk. De Russische natie biedt mensen de mogelijkheid om te participeren in grootse activiteiten, die veel prestige opleveren. Russen zijn trots op hun geschiedenis – de Slag bij Stalingrad geeft veel meer voldoening dan een stijging van het BBP. Het leven is qua aard avontuurlijk en andere rijken zijn altijd de rivaal, tegen wie ten strijde moet worden getrokken. Sociale rivaliteit is de essentie – niet economische concurrentie. Religie is één van de belangrijke pilaren, die het grote Rusland overeind moet houden. De clerus wordt regelmatig op de hoogte gehouden waarvoor gebeden moet worden. Gelukkig begrijpen de priesters dat heel goed. In de officiële leer wordt het individu gezien als onderdeel van een grote sociale entiteit. In het moderne liberalisme dreigt na God, ook de mens opgeofferd te worden. Weg alle romantiek, weg alles wat het leven de moeite waard maakt.

De moderne wetenschap pretendeert dat ze op den duur een leven van comfort voor alle mensen kan leveren. Het moderne onderzoek van de menswetenschappen neemt de menselijke aard als een constante – mensen zullen zich altijd en overal zo snel mogelijk aanpassen aan de steeds weer veranderende omstandigheden. Het menselijk gedrag wordt dus altijd verklaard uit de omstandigheden. Hun aard is geen variabele.

Nu is het altijd mogelijk om alles wat varieert, te interpreteren als omstandigheid. Stel dat iemand een morele norm hanteert voor zijn gedrag. Komt die norm dan doordat alle mensen in de nabije omgeving die norm zo hanteren? Indien dat zo is, moet de norm als omgeving worden opgevat. Maar stel dat niemand anders dat doet. Dan kan ieder persoon een mentale en culturele ondernemer zijn. Hij laat zich niet leiden door de bestaande cultuur. Hij heeft zichzelf leren kennen, en realiseert zich dat bepaalde gewoonten slecht zijn – hij gaat zich anders gedragen. Als er veel volgers komen, dan kan dit uitlopen op normverandering, al dan niet gevolgd door wetswijziging. In de wetenschap zien we hetzelfde patroon. In de huidige praktijk zien we dat velen theorieën empirisch toetsen. Wordt de theorie bevestigd, dan gaat de vlag uit. Zo niet, dan wordt er eindeloos geschaafd aan de specifieke vorm waarin de theorie is gegoten. In mijn studietijd werden monetaire theorieën getoetst met een empirische indicator voor de hoeveelheid geld in omloop: M1. Als het resultaat niet goed was, werd een tweede indicator ingezet: M2. Dertig jaren later waren er zeven indicatoren! Nog steeds zijn de resultaten onbevredigend. De meeste monetaire experts gaan uit van een neoklassieke analyse van een markteconomie: het zogeheten monetarisme. Ze ontwikkelen vele varianten van de specifieke vorm. Maar ze lopen nooit na op basis van welke vooronderstellingen de neoklassieke theorie opereert. Met andere woorden, het paradigma waar alle wetenschap mee begint, blijft impliciet en verandert niet. Er is echter een kleine minderheid, de postkeynesianen, die al decennia lang monetair onderzoek doet op basis van een ander mens- en wereldbeeld. Hun paradigma en theorie komt niet voor in de onderwijsprogramma’s. Hun beleidsadviezen komen niet in de bovengrondse media. Hoe komt dat? Zo’n alternatief is een bedreiging voor de gevestigde macht. Het ondermijnt de autoriteit die zo zorgvuldig is opgebouwd. De basis van die autoriteit is, dat we niet praten over dat wat ons kwetsbaar maakt: onze persoonlijke, introspectief begrepen vooronderstellingen. De waarheid moet verborgen blijven, en klokkenluiders moeten worden uitgebannen. In Nederland dreigt ontslag, maar in vele andere landen is de klokkenluider niet zeker van zijn leven. In de volgende sectie gaan we in op de twee ‘waarheden’, die door moderne wetenschap worden genegeerd: sociaal-gedreven discriminatie en verborgen waarheden.

  • De onneembare hobbels

De menswetenschappen zijn niet in staat geweest om oplossingen te bieden voor het probleem van rivaliteit en die van de waarheidsontkenning. In alles wat we oen zit een belangrijk element van prestige, dat is de waardering die anderen voor ons hebben. De sociologie blijft zoeken naar structurele hervormingen, waardoor de machtsongelijkheid tussen mensen en groepen van mensen verkleind wordt. Het Noorden van Europa is daar het meest succesvol in gebleken. Maar geweld is zeker niet uitgeroeid. Er blijft een mentaal en cultureel aspect waar moderne mensen geen greep op hebben.

Op dit moment wordt in het Westen veel gesproken over institutioneel racisme. Leden van verschillend ras mijden dagelijkse omgang. Als er conflicten zijn, waar mensen van verschillend ras bij betrokken zijn, dan wordt al snel de racisme-kaart getrokken. Het lijkt erop alsof rasverschil een angst oproept, waar niet goed over gepraat kan worden. Zelfs als bijvoorbeeld witte mensen veel machtiger zijn dan zwarte mensen, zoals in de Verenigde Staten, dan nog worden zwarten fors gediscrimineerd – tot in de kleinste uithoeken van de samenleving.

Het tweede, hiermee samenhangende punt is de ontkenning van pijnlijke waarheden. In onze drang naar meer rijkdom en prestige, legt de waarheid vaak het loodje. In elke familie, in elke organisatie en in elke buurt worden conflicten uitgevochten, waarbij elementaire feiten onder het tapijt worden geschoven. Hoe hoger een persoon in de hiërarchie zit, hoe hoger de kosten van eerlijkheid. Het liegen zit ons in het bloed, en het gaat altijd ten koste van anderen. Er is één moeilijkheid, die extra aandacht vraagt. De werkelijkheid is veel te complex om met een helder en objectief model beschreven te worden. Er moeten keuzes worden gemaakt. Welke variabelen spelen een rol bij de verklaring van een bepaald probleem? We kunnen die selectie alleen maken als we een uitgangspunt hebben geformuleerd, die voor de menswetenschappen is gebaseerd op introspectie. Economen beschouwen de economie als hun terrein. Ze verklaren gedrag met behulp van het paradigma van de economische mens, die leeft in een wereld van vele economische mensen, waarbij de situatie wordt gekarakteriseerd door schaarste aan middelen om behoeften te bevredigen. In de economische praktijk van alle dag hebben mensen die hun geld besteden geen andere doelen dan veel consumeren en investeren. Er is geen sociale en er is geen mentale wereld. Als de typisch-economische benadering dan wordt toegepast bij empirisch onderzoek, worden er dus essentiële factoren weggelaten uit de analyse. Deze partiele benadering levert dus nooit een bevredigend resultaat op. Stel er is een contest tussen 5 kunstenaars, om vast te stellen, wie de beste is. Drie ervan mogen niet meedoen. De strijd gaat alleen nog tussen kunstenaars 3 en 4. Menige sollicitatieprocedure ziet er zo uit. Menige productkeuze ziet er ook zo uit. Ondernemingen die grote reservevoorraden olie bezitten, willen deze niet afschrijven door een alternatieve energievorm te exploreren. Economisch sociologen verklaren de economie sociologisch. Ze komen met heel andere verklaringen. Als beide groepen bereid zijn van elkaar te leren, en beide paradigma’s en daaruit afgeleide analyses met elkaar zouden vergelijken, dan volgt er een vruchtbare discussie. Maar dat gebeurt hoegenaamd nooit. In de moderne wetenschap is metafysica verdacht, en is alles van zijn betekenis beroofd.

In de marge is er kritiek – in alle wetenschappen. Maar dat is al heel lang zo. Universiteiten doen daar nauwelijks aan mee. Maar metafysica is essentieel om uit de moderne tunnel te kruipen. Al de bestaande paradigma’s zijn partieel en bedoeld voor een relatief kleine groep specialisten die hun verklarende factoren aanprijzen op de mondiale ‘factor’-markt. Met veel rationalisatie worden hun partiele benaderingen gerechtvaardigd. Rationaliteit en moraliteit zijn verworden tot instrumenten die het eigen belang van de wetenschapper en beleidsvormer dienen. De motivatiestructuur blijft een constante; alleen de context van ons allemaal wordt veranderd in de hoop dat het gedrag verandert. De ongelijkheid blijft, de oorlogen gaan gewoon door en armoede blijft, zelfs in hele rijke landen, bestaan. Daar de technologische ontwikkeling gewoon doorgaat, en de oorlogen tot totale vernietiging kunnen leiden, moet er een moment komen dat we een radicale paradigma verschuiving serieus overwegen. Mijn voorstel is een terugkeer naar het idee van de religie – zeker niet naar de vele negatieve praktijken ervan.

  • Wetenschap en religie

Moderne wetenschap en technologie beschouwt God en mensen als grootheden die moeilijk beheersbaar zijn. Dat zijn storende factoren in de bouw van een Systeem dat ons comfort moet bezorgen. Maar het is als met de metafoor ‘het kind met het badwater weggooien’. Als we geen keuzes meer hebben, en alles wordt per algoritme bepaald, dan grijpt ons de zinloosheid aan. Maar als het moderne systeem ons nog wel keuzes laat, dan kunnen we kiezen voor rivaliteit – wij willen superieur zijn ten opzichte van andere groepen. Daar kan geen economische groei tegenop. Daar kan geen natuur tegenop. 

Om onszelf te begrijpen, hebben we een anker nodig. In de wetenschap noemen we dat een paradigma. Geen enkele vakwetenschap is louter gebaseerd op empirisch onderzoek. Een kennisstructuur begint altijd met een richtinggevend axioma. De eerste vraag is door Heidegger als volgt geformuleerd: “waarom is er iets in plaats van niets?” Hij geeft er geen antwoord op, maar ziet zijn vraag als het startpunt van zijn existentiële filosofie. Maar vakwetenschappen kunnen niet wegkomen met het niet beantwoorden van deze vraag. Menswetenschappen, bijvoorbeeld, moeten iets zeggen over de relatie tussen God en mens. De ‘instantie’ die alles heeft gemaakt en in beweging heeft gezet, kan moeilijk genegeerd worden. Door God voor dood te verklaren en de typisch menselijke existentie te ontkennen, heeft de moderne wetenschap zichzelf impotent gemaakt om de zingeving, waar wij door geïnspireerd kunnen worden, tem onderzoeken.

In de vorige sectie hebben we gezien dat de moderne menswetenschappen geen greep krijgen op twee gedragsproblemen. Ten eerste willen we ongemakkelijke waarheden niet horen. We zijn als struisvogels, die in geval van een aankomende woestijnstorm hun kop in het zand steken.  Daar doen ze verstandig aan. Maar als mensen dit massaal doen – economische verslechtering, milieuvervuiling, discriminatie, carrière staat op het spel – dan gaat het menselijke ‘systeem’ en daarmee de mensen zelf, ten gronde. Ten tweede hebben we een onbedwingbare behoefte om ons met een groep te identificeren. Individuen die zelfstandig zijn, hebben een moeilijk leven – ze horen nergens bij. We leren de cultuur van de groep, en gedragen ons volgens de groepsnorm. We zijn solidair met de leden van de eigen groep.

Menselijke rivaliteit en onze neiging om waarheden naar onze hand te zetten, verstoort de balans in de samenleving. Kijken we naar een serie wereldreligies dan zien we in klein sociaal verband vaak een positief effect. Een kleine groep hindoes of moslims of Joden bij elkaar, kunnen veel voor elkaar betekenen – mede dan zij hun gemeenschappelijke geloof. Maar in grotere verbanden komen verschillende facties bij elkaar, en dan ontstaan er direct spanningen. Respect en liefde zijn er niet meer, en de rivaliteit steekt de kop op. Als er zaken fout gaan, moet er wraak genomen worden. In India zijn de problemen tussen hindoes en moslims structureel. Hetzelfde geldt voor Joden en moslims, en voor protestanten en katholieken. Duizenden jaren van rivaliteit hebben een enorme schade aangericht. Vandaag de dag zien we dat de Russisch-orthodoxe kerk de Russische overheid steunt in hun agressie tegen Oekraïne. Twee jaar geleden waren er veel evangelisch georiënteerde Trump aanhangers, die het Capitool in Washington bestormden. In Syrië werden christenen opgejaagd en vermoord. Boeddhisten zijn vredelievende mensen. Maar in landen waar deze godsdienst domineert, is de positie van vele mensen schokkend. Ze streven ernaar om met behulp van transcendentale meditatie een staat van leegte in hun hoofd te bereiken. Ze trekken zich terug uit de wereld waar zoveel ellende is. Boeddha deed het omgekeerde. Maar zijn volgers zijn niet zo geschokt door de armoede als hun geestelijk leider. 

Er blijkt een interactie te bestaan tussen het godsbeeld, het mensbeeld en het maatschappijbeeld van mensen. In alle gevallen hebben de beelden een sterk instrumenteel karakter. Ín conservatieve samenlevingen wordt god voorgesteld als een heerser. Hij kan liefdevol zijn voor mensen die hem vereren. Maar hij kan ook heel boos worden en mensen straffen voor hun ongeloof. Vaders, die leven in een conservatieve wereld, hebben zichzelf geleerd om ook zo te zijn. De man is het hoofd van het gezin, want god is een man. De relatie tussen mens en god is een hiërarchische – dús moet de relatie tussen man en vrouw en tussen ouders en kinderen, en tussen baas en ondergeschikte ook strikt top-down zijn. Ook op staatsniveau zien we die hiërarchie terug. God kan toornen en straffen, en Stalin kon dat ook! En dus kan Poetin dat nu ook.

Menselijke rationaliteit en moraliteit is in hoge mate context-gebonden. Ons interpretatiekader bepaalt wat we analyseren en waarnemen. Op basis daarvan trekken we rationele en morele conclusies. Een liberaal beeld zal tot andere morele conclusies leiden dan een socialistisch of een conservatief beeld. Een laag loon zal een liberaal niet onethisch noemen, maar een socialist is daar wel moreel verontwaardigd over. Een conservatief/nationalistisch godsbeeld levert andere oordelen in termen van rationaliteit en moraliteit op. De oorlog tegen Oekraïne is daar een schoolvoorbeeld van. Voor de Russen is deze oorlog een rendabele investering, terwijl heel veel landen in de wereld de oorlog een moreel deficit vinden.

Individuele personen ‘kiezen’ vaak instrumenteel – ook een godsbeeld of een ontkenning van het bestaan van god. Het leven van een moderne liberaal is gericht op rijkdom en status. Vooral dat laatste element maakt het onmogelijk om een samenleving in balans te krijgen – een statusgevecht is een negatieve som spel. Gelukkig heeft ieder mens de potentie om een intuïtie te ontwikkelen, die het kleingeestige inziet van een welvaart + status leven. De intuïtie speelt bij de vaststelling van wat waar, goed en mooi is, een doorslaggevende rol. In geval van intuïtief morele oordelen spreken we van een geweten. En in geval van esthetische oordelen gaat het om de vraag of verschillende elementen in balans zijn. De groep waarmee we ons het sterkst identificeren, heeft een grote invloed op onze oordelen over wat waar, goed en mooi is. Zo zitten we gevangen in een levensstijl.

  • Een democratische religie

Toch is bevrijding mogelijk. We kunnen met behulp van transcendentale meditatie proberen de constante stroom van gevoelens en gedachten op afstand te bekijken. In de stilte kunnen we die dwang relativeren. Niet veroordelen, maar ook niet aan toegeven. Niets doen! Vervolgens kunnen we met behulp van ‘mindfulness’ al onze lichaamsdelen bij langs lopen, en ontdekken waar spanningen zitten. Door er niet op te reageren, wordt de spanning minder. Een volgende stap is de toepassing van het idee van de machtsvrije communicatie van Habermas op onszelf. We kiezen een belangrijk probleem, waar we al een tijd mee rondlopen. Het kan een conflict zijn binnen het gezin, of in de buurt of op het werk. Het kan een strategische keuze zijn in een bedrijf of overheidsorganisatie. We moeten ons dan verschillende visies op het probleem voorstellen. Bijvoorbeeld, een collega op het werk heeft een andere kijk op een bepaald vraagstuk. Wat is zijn paradigma en analyse van het probleem? Waarom vindt hij in een bepaalde bedrijfssituatie dat marketing belangrijker is dan productie? Aan Economische Faculteiten geldt de neoklassieke analyse als dé economie. Waarom wil de grote meerderheid nooit iets van heterodoxe economie weten? De discussie die nodig is om problemen op te lossen kan een persoon zelf construeren, als hij daar de rust voor heeft gecreëerd. De empathie voor andere mensen kan zodoende gaan groeien, en als dit tot een gedragsverandering leidt, kan het zo zijn dat anderen daar ook positief op reageren.  De vergaande specialisatie van vakwetenschappen heeft een Toren van Babel probleem opgeleverd, die progressie zo moeilijk maakt – zeker ook in de menswetenschappen.

Een meditatie kan worden beëindigd doordat de persoon een besluit neemt in een belangrijke probleem. Maar hij neemt zich voor dat hij de volgende dag zichzelf nog een kans geeft om van gedachten te veranderen. Als de persoon gaat slapen, stelt hij zich nog één keer open voor verschillende interpretaties. Als mensen daarna goed kunnen slapen en de volgende morgen fris opstaan, dan is dit het einde van het besluitvormingsproces voor niet-religieuze mensen. Religieuze mensen zijn zich bewust dat ze door god zijn geschapen en dat dat ze een belangrijke functie in zijn schepping hebben te vervullen. Afhankelijk van de aanwezige talenten kan een mens de vrijheid die hij heeft door zich zo nu en dan van de groep af te zonderen, gebruiken om zijn verantwoordelijkheid te nemen. Zijn relatie met God kan worden vergeleken met de relatie die twee of een paar mensen met elkaar hebben in geval van een goed en intiem gesprek. Levinas nodigt mensen uit om elkaar in de ogen te zien. Dan ontmoeten we God. In mijn constructie geldt dat we God ook in de ogen kunnen zien, als we alleen zijn, en tot rust zijn gekomen. Als we daarna rustig slapen, weten we dat onze beslissing goed is. Deze ‘goedkeuring’ betekent niet dat de effecten zonder meer positief zijn. Het religieuze paradigma zegt dat God onze realiteit heeft gecreëerd – al dan niet met een luide knal. Het paradigma zegt ook dat Hij nog steeds mensen extra energie kan geven als ze goed functioneren. Gegeven het paradigma weten we dat Hij nabij is. Het goede werk heeft geen empirisch waarneembare positieve effecten. We kunnen door middel van introspectie en diepte-interviews nagaan of bepaald gedrag mensen inspireert. Mensen die geïnspireerd zijn, blijven onder alle omstandigheden het goede nastreven.

Hoe ontkom je aan gedrag, waarvan je zo nu en dan beseft, dat dit niet is wat je eigenlijk wil. Je voelt je soms meegesleurd. Dan is een regelmatige retraite van een uur een goede mogelijkheid om vast te stellen, hoe je jouw levensstrategie kunt veranderen. De zojuist geschetste strategie heeft het voordeel dat je alles zelf bepaalt. Er is niemand bij die je toch weer stuurt. God is nabij als je er open voor staat. Hij stuurt niet, hij luistert en geeft energie,  die nodig is om de omslag naar een ander interpretatiekader te maken. Er zijn vele methoden, die de wilskracht vergroten. Er zijn vele methoden, die het mogelijk maken om jouw directe omgeving duidelijk maken dat je doelen aan het bijstellen bent. Een religieus paradigma heeft het voordeel dat je leert dat je uiteindelijk nooit meer alleen bent. Een conservatief misverstand is, dat God alles en iedereen monitort en controleert. Dat is het gedrag van een dictator, niet van een wezen, dat zijn schepping lief heeft, en al wat leeft respecteert. Het betekent dat je vrij bent van iedereen, en de echte beperkingen van de schepping leert kennen. Stoppen met rivaliseren, stoppen met wraak nemen, stoppen met voortdurende verdraaiing van waarheden en instrumentele selectie van feiten. Zo ontwikkel je een eigen relatie met de schepper, van wie je geen enkel beeld hebt. Van wie je niets weet, behalve jouw eigen religieus besef en ervaring met jouw contact. Over het hiernamaals weten we niets. Maar als je vertrouwen hebt ontwikkeld in jouw eigen weg, dan weet je dat dood gaan vooral erg is voor de nabestaanden. Grote gevaren, zoals in oorlogstijd, worden eenvoudiger geaccepteerd. Niet toegeven aan de voortdurende manipulaties van masculien gedragende mensen is ook te leren. Het uiteindelijke resultaat is een vermindering van onze verslaving aan geld en status, die liegen en wraak nemen noodzakelijk maakt.

  • Conclusies

Religie is natuurlijk veel meer dan een individuele zaak. Maar organisaties en sociale netwerken functioneren alleen goed als ieder persoon geworteld is in eigen gemaakte paradigma’s. Een goed onderzoeksprogramma zou als paradigma kunnen hebben: (1) God heeft onze werkelijkheid geschapen; (2) God leeft en blijft energie geven aan onze open realiteit;  (3) Het is mogelijk om contact met God te maken; hij geeft rust en energie, maar iedereen bepaalt zelf welke weg hij heeft te gaan. (4) Wij zijn allemaal kinderen van God. Dit is de basis voor mensenrechten en mensenplichten. In geen enkele omstandigheid kunnen daar personen en groepen van worden uitgesloten. (5) Wij zijn geen eigenaren. We hebben geen autoriteit over levende wezens en andere delen van de natuur. Ons bloed is niet voor altijd verbonden aan bepaalde stukken grond. We kunnen alleen onderling contracten sluiten over het gebruik ervan – uiteraard is elk contract gebonden aan tijd en plaats.

Op grond van deze basisprincipes kunnen we analyses maken van de effecten van bepaalde vormen van gebruik. Uiteindelijke prestatie-indicatoren zijn de liefde en respect die wij aan andere mensen kunnen overbrengen. Er zijn natuurkundigen en menswetenschappers die van mening zijn dat het zojuist geschetste paradigma niet in strijd is met de principes van de moderne fysica – met name het onderzoek naar subatomaire deeltjes. Onze realiteit blijkt een open systeem, waardoor interactie tussen onze wereld en de wereld daarbuiten, mogelijk is.

Als onze realiteit met liefde en respect gemaakt is, is het menselijke antwoord natuurlijk: ga met liefde en respect om met de realiteit – dan bloeit de aarde, en is ons leven geïntegreerd met die van de Schepper. Om onze rol te kunnen spelen, hebben we analyses nodig waarin God en de vrije en verantwoordelijke ‘ik’ weer een saillante plaats krijgen.

Piet Keizer, 22-4-2022, Gieten

This entry was posted in Artikelen, Multidisciplinary Economics and tagged , , , . Bookmark the permalink.

Leave a comment