Geldschepping en schulden, altijd weer die hardnekkige misverstanden
De afgelopen weken bevatten de media veel berichten over geldschepping en schulden met betrekking tot de wereldeconomie, de eurozone in het bijzonder. Het is opvallend dat na zoveel jaren van crisis vooraanstaande economen, politici en media geen heldere analyse hebben van de relevante relaties op deze punten. Interestvoeten zijn historisch laag en dus te laag. Schulden zijn historisch hoog, en dus te hoog. Er is doorlopend een discussie over de vraag of de centrale bank met haar programma van ´quantitative easing´ de geldkraan te ver opendraait. De verwachte inflatie wordt echter nog steeds niet gerealiseerd. Een volgende recessie wordt al wel weer verwacht.
Er zit een heldere neoliberale lijn in de diagnoses en therapieën.
Markten moeten de ruimte krijgen om hun werk te doen, en dus zal de omvang van de overheidsinvloed kleiner moeten worden. Met name de vrije werking van de arbeidsmarkten zal moeten worden verbeterd. Daar de banken het bont hebben gemaakt, moet er wel serieus gekeken worden naar een bankenunie, waarin wordt geregeld binnen welke grenzen banken moeten opereren.
Op een dag bleek dat gevestigde economen het begrip depressie hadden afgeschaft. Ze hanteren nu alleen nog het begrip recessie. Vele media en politici namen dit over, hetgeen verstrekkende gevolgen heeft gehad voor het beleid. Daarmee samenhangend verdween de geldvraag uit voorzorgsmotief, uitgeoefend door het publiek, uit de analyse (‘het geld klotst tegen de plinten’ (Rutte) is hier voor in de plaats gekomen).
De opiniemakers zouden toch eens serieus naar de problemen moeten kijken vanuit meerdere perspectieven. Gedragseconomie, sociale economie en de post-Keynesiaanse economie belichten dezelfde problemen op een andere manier.
De ruime monetaire politiek heeft banken afgeholpen van dubieuze debiteuren. Het heeft tot geringe geldschepping geleid – zie de ECB-statistieken: 5-7% per jaar structureel. Gegeven de stijgende behoefte aan kasgeld en de stijgende productie is er geen ruimte meer voor inflatie! Keynes heeft zo’n 80 jaar geleden al uitgelegd dat in tijden van depressie (sombere verwachtingen op de middellange termijn) het publiek graag geld oppot. Verlagingen in het belastingtarief helpen niet – dat leidt ook tot oppotting of schuldaflossing. Deregulering op de arbeidsmarkt leidt tot loonverlaging, hetgeen de depressie verergert – zie Griekenland.
De Duitsers hebben al zo’n 100 jaar last van een monetair trauma, en ze vragen daarvoor begrip. Nederland heeft zich al heel lang monetair solidair verklaard met het Duitse irrationele monetaire gedrag. In plaats van economische therapie voor de Duitsers hebben Nederlandse ministers van Financien – De Jager en Dijsselbloem – onze naam in Zuid-Europa te grabbel gegooid door middel van moreel onaanvaardbaar taalgebruik.
Een mogelijke uitweg ziet er als volgt uit: Duitsland en Nederland werken de onevenwichtigheden op hun betalingsbalans weg door de overheidsinvesteringen te verhogen. Monetaire financiering is daarbij de beste financieringswijze. Op deze wijze komt er meer geld in omloop dat minder wordt opgepot – de overheidsimpuls kan de depressieve verwachtingen van de particuliere sector doorbreken. Macro-stabiliteit kan worden bereikt door zowel de macro-interestvoet als de macro-loonvoet te stabiliseren. Het eerste betekent dat de centrale bank ophoudt met het voortdurend aanpassen van de interestvoet. Het tweede dient plaats te vinden door middel van tripartite consultatie in Brussel. De hamvraag zal moeten zijn: hoe stabiliseren we de macro-loonvoet, terwijl de loonstructuur zodanig verandert dat het zuiden concurrerender wordt.
Piet Keizer, Associate Professor Economische Methodologie, Utrecht University School of Economics, 6 Augustus, 2019.
www.pietkeizer.nl; p.k.keizer@uu.nl;