Gedragseconomie over irrationaliteit
Inleiding
De opmars van de gedragseconomie houdt aan. Het fenomeen ‘nudge’ wordt herkend en steeds meer toegepast. In ons land is de Donorwet een recent voorbeeld: wie geen formulier invult, wordt beschouwd als donor. Wie dat niet wil, moet moeite doen om dat kenbaar te maken. Mensen worden gezien als gemakzuchtige comfortzoekers, die dat op een onnadenkende manier doen. De ‘nudge’-psychologen gaan er vanuit dat deze twee eigenschappen moeilijk te veranderen zijn. Door het ontwerpen van slimme omgevingsstructuren zijn mensen te verleiden zich ‘verantwoord’ te gedragen. Sturende instanties hoeven dan het donorschap niet te verplichten, en mensen hoeven elkaar niet met morele oordelen in een bepaalde richting te sturen. Fantastisch toch? Toch is niet elk voorbeeld van ‘nudgen’ onschuldig, waaronder de genoemde donorwet. Een nader theoretisch onderzoek is gewenst.
Geschiedenis
Simon (1957) wordt gezien als de grondlegger. Hij keerde zich tegen de orthodoxe en neoklassieke economie, die volledige rationaliteit veronderstellen. Simon maakte geen helder onderscheid tussen volledige rationaliteit en volledige informatie. Hij stelde vast dat de menselijke geheugencapaciteit schaars is – een zeer orthodox-economische gedachte – , en concludeerde dat the rationaliteit van mensen alleen geldig is onder de restrictie van de aanwezige informatie. Hij noemde dit fenomeen begrensde rationaliteit (‘bounded rationality’). De neoklassieken wisten hier wel raad mee. Mensen maken schattingen van wat er in het verleden is gebeurd, en van wat we in de toekomst kunnen verwachten. De ene keer wordt iets overschat, de volgende keer iets onderschat. Rationele mensen hebben rationele verwachtingen. Ze gaan er van uit dat alle mensen rationeel zijn, en met elkaar een stabiel systeem vormen. Dit betekent dat ze allemaal hun gedrag afstemmen op de door iedereen verwachte trends. Iedereen zit er voortdurend een beetje naast; dat is het risico. Maar dat risico is te berekenen. Daar hebben we kwantitatieve economen voor. Probleem opgelost!
Beleidseconomen komen echter vaak in aanraking met experts uit andere disciplines. Deze accepteren de neoklassieke verdediging vaak niet. Ze praten over gedragsproblemen, zoals te weinig sparen, teveel lenen, te weinig aandacht voor scholing, een hoge consumptie van alcohol en cocaine, ook op het werk. De waarheid wordt voortdurend omzeilt, en velen zijn corrupt en plegen fraude, terwijl anderen dat onbesproken laten.
Experimenteel ingestelde economen zijn gaan samenwerken met behaviouristische en cognitieve psychologen, en met neuro-wetenschappers. Ariely (2009, 2012) en anderen hebben ontdekt dat veel mensen een latte van vier euro kopen, terwijl het niet meer is dan een beetje melk en een paar druppels koffie. Er zijn nogal wat vrouwen die gelijk loon voor gelijke prestatie eisen, als ze ontdekken dat mannen meer verdienen. Personen die een bioscoopkaartje hebben verloren, kopen niet een nieuwe, maar gaan teleurgesteld naar huis; allemaal heel irrationeel natuurlijk. Vele mensen blijken de intelligentie niet te hebben om rationeel te handelen, en zien bijvoorbeeld niet dat marginale kosten niet gelijk zijn aan gemiddelde kosten. In ander onderzoek blijkt irrationaliteit betrekking te hebben op een gebrek aan zelfbeheersing (Sen, 2010). Kortom, een bonte verzameling en het begrip irrationaliteit als containerbegrip. Tijd voor een kritische beschouwing van de theorie.
Moderne gedragseconomie
Behaviouristische psychologen zien de menselijke geest als een ‘black box’. We kunnen alleen impulsen en responsen waarnemen. Als de responsen een systematische reactie op de impulsen laten zien, dan hebben zij gedrag ‘verklaard’. Introspectie – het waarnemen van de eigen gevoelens en gedachten – levert geen betrouwbare informatie op; empirische waarneming daarentegen wel. Cognitieve psychologen hebben een model gemaakt van de wijze waarop rationele proefpersonen informatie opslaan, en zo nodig weer oproepen als dat nodig is. Uit experimenten blijkt vervolgens dat personen systematisch afwijken van dit referentie-model; ergo, mensen zijn irrationeel.
De laatste decennia hebben ze steeds meer hulp gekregen van neurowetenschappers, dat zijn breindeskundigen. Hun onderzoek heeft interessante resultaten opgeleverd. Kahneman (2011) onderscheidt twee systemen in het brein. Het eerste zorgt voor een snelle verwerking van informatie, die past bij al opgeslagen informatie, waarbij weinig energie wordt gebruikt. Het tweede systeem zorgt voor de verwerking van vooral onbekende informatie, waarbij energievretende overwegingen worden gemaakt: waar gaat dit eigenlijk over? opslaan? En zo ja, waar? Het tweede systeem heeft dus een contrôlerende functie, en irrationaliteit wil zeggen, dat deze functie niet goed werkt. Teveel prikkels worden doorgelaten, die leiden tot irrationeel gedrag. Andere resultaten zijn onder meer:
- Informatie wordt gegroepeerd, en per groep opgeslagen dan wel afgekeurd. Een liberaal, die ontdekt dat een bepaalde spreker een socialist is, zal vanaf dat moment hele stukken van het verhaal niet meer horen: “dat is tig keer niks”
- Voorkeuren zijn context-gebonden. Neoklassieke economen, die een evolutionair-economisch georiënteerd congres bezoeken, zullen vaak meegaan in stellingen, die ze, terug in de eigen groep, verwerpen.
- Wat bekend is, wordt als veilig beschouwd, maar mensen uit een totaal verschillende cultuur roepen een alert-signaal op: pas op! Discriminatie ligt als het ware in onze hersenen opgeslagen; we hebben daar geen contrôle over.
Veel psychologen hebben zich afgekeerd van hun ‘core business’: analyse van het psychische mechanisme. De gedragseconomie heeft deze reductie overgenomen. Waar de neoklassieke economie werkt met een onrealistische homo oeconomicus, werkt de gedragseconomie zonder mensbeeld. Er blijft slechts een machine over, waarvan het gedrag het resultaat is van fysisch-chemische reacties in het lichaam, waaronder de hersenen. We kunnen ons wel verbeelden dat er een geest is, maar dat is louter bewustzijn, welke gedetermineerd is door materiële processen. We kunnen wel ervaren dat we beslissingen nemen, maar dat is een illusie. Wij kunnen slechts de woordvoerder van de materie zijn. In de volgende sectie gaan we dit materiële beeld confronteren met een minder reductionistische voorstelling van zaken.
De onhoudbaarheid van het empiricisme
Vele moderne wetenschappers ontkennen het belang van metafysische fenomenen, zoals de menselijke geest als reservoir van gevoelens en gedachten. Emoties zijn impopulair; daar kun je als wetenschapper niets mee. De op menselijke ervaring berustende logica, en de daarop gebaseerde wiskunde en stochastiek worden ondanks hun metafysische karakter wel geaccepteerd. De menselijke ervaring van schaarste en daaruit voortvloeiende economische motivatie dan weer niet. De ervaring van sociale rivaliteit tussen groepen en solidariteit binnen groepen wordt ook ontkend. Het daaruit afgeleide mechanisme van de zondebok, waardoor onschuldige mensen worden geofferd om de eenheid van de groep te herstellen, blijft daardoor ook buiten het gezichtsveld (Girard, 2010, Keizer, 2015, 2017, Brandsma, 2018)). Het meest storende van dit reductieproces is dat zelfs de ervaring die leidt tot een definiëring en verklaring van de irrationaliteit geen rol mag spelen. In de volgende sectie bespreken we een psychische analyse, die mogelijkerwijs een theoretisch fundament biedt voor het onderzoek naar irrationaliteit.
Een proeve van orthodoxe psychologie
Stel een persoon is rijk en ondervindt veel sociale erkenning. Desondanks kan hij typisch-psychische problemen ervaren. Deze kunnen alleen begrepen worden aan de hand van een analyse van de geest. Dit fenomeen kan worden voorgesteld als een systeem met drie elementen (Keizer, 2015, 2017). In de eerste plaats hebben we een ‘ik’, dat is de besluitvormer. Ten tweede is er de actuele zelf, dat is de doener (systeem 1 bij Kahneman). In de derde plaats hebben we de eigenlijke zelf, oftewel het geweten van de persoon, die de ‘ik’ steeds zijn lange-termijn strategie voorhoudt. De ‘ik’ bouwt in de loop der jaren een intuïtie op, beschikt over een ratio, die de inkomende informatie logisch structureert, en over wilskracht, welke functioneert als een energiebron, die door de ‘ik’ kan worden gebruikt om de actuele zelf te corrigeren. Dit geestelijke systeem ontvangt voortdurend informatie. Past de informatie bij de reeds opslagen kennis, dan wordt het snel verwerkt. Indien de informatie daarmee strijdig is, wordt het door de ratio onderzocht en al dan niet aanvaard door de eigenlijke zelf. Sommige informatie is zo bedreigend voor het zelfrespect van de persoon, dat deze niet wordt verwerkt. Deze negatie is dan het irrationele element in het mentale proces.
Een persoon kan lijden aan een gebrek aan zelfrespect, omdat hij zo nu en dan ervaart dat hij steeds weer korte-termijn comfort de voorkeur geeft aan een lange-termijn strategie, waarin hij zijn talenten ontwikkelt, en daarmee een bijdrage levert aan de opbouw van de maatschappij. Als onze persoon wel voldoende zelfrespect bezit, heeft hij de neiging om dit respect te beschermen. Bij grote tegenvallers waren het anderen of de omstandigheden, die daarvoor verantwoordelijk zijn –onze persoon heeft niet gefaald. Deze drang tot bescherming van de kwetsbare zelf is de bron van irrationeel gedrag. Een hoogleraar, die ontdekt dat zijn onderzoeksprogramma grote feilen vertoont – dat ontdekt hij niet; dat is helemaal niet waar. Als een collega dat toch helder aantoont, moet deze persoon ontslagen worden. Via roddel en achterklap weet hij de criticus uit de groep te stoten (het sociale zondebokmechanisme). Het mechanisme van de irrationaliteit leidt tot de ontkenning van ongemakkelijke waarheden. Mensen steken als ware struisvogels hun hoofd in het zand. Dit mechanisme noemen we dan ook het struisvogelmechanisme.
Naar een nieuwe gedragseconomie (“New Behavioural Economics”)
Willen we het menselijk gedrag verklaren, dan moeten we een onderscheid maken tussen mensen en niet-mensen. Nu zijn er drie primaire relaties analytisch te onderscheiden: de relatie tussen mens en niet-mens (economie), de relatie tussen mens en mens (sociologie) en de relatie tussen de mens en zichzelf (psychologie). Alle drie de relaties leveren spanningen op, die de mens in beweging zetten, oftewel motiveren. Menselijk gedrag wordt dus door drie aspecten bepaald, en de daarbij behorende mechanismen treden altijd en overal simultaan op. De weging van het belang van elk van de drie aspecten daarentegen verschilt naar tijd en plaats (Keizer, 2015, 2017).
De orthodoxe analyse van de drie aspecten leveren een zuivere beschrijving op van de drie mechanismen: markt (economisch aspect), arena (sociaal aspect) en geest (psychisch aspect), genoemd naar de locaties waar de spanningen plaatsvinden. Het marktmechanisme zorgt door middel van prijsaanpassingen dat balansverstoringen ongedaan worden gemaakt. Het arena-mechanisme zorgt ervoor dat groepen door middel van het zondebokmechanisme zijn status kan herstellen. Het struisvogelmechanisme zorgt ervoor dat de waarheid voldoende geweld wordt aangedaan, dat het zelfrespect van de persoon op peil blijft.
De heterodoxe analyse van economie, maatschappij en personen heeft fundamentele kritiek op de orthodoxie. Deze blijkt de realiteit te beschouwen als een gesloten systeem. Openen we het orthodoxe systeem – waardoor het transformeert in een heterodox systeem – dan zien we dat individuen zowel als groepen opereren onder de veronderstelling van fundamentele onzekerheid. In de Originele Institutionele Economie zien we dat dit leidt tot de vorming van instituties, die een weerspiegeling vormen van de historische ervaringen van een groep. We zien nu dat experimenten zoals in de huidige gedragseconomie worden gedaan, vastlopen, omdat de onderzoekers de mensen die als proefpersoon fungeren, niet kennen. Ze worden niet gevraagd om een argumentatie te geven bij hun keuze. Er spelen altijd economische, sociale en psychische motieven een rol.
Mensen hebben in de loop der tijd instituties ontwikkeld, die hun omgeving stabieler en voorspelbaarder maken. Er hebben opmerkelijke gebeurtenissen plaats gevonden, waardoor mensen in bepaalde zaken heel voorzichtig zijn geworden. De institutionele economie heeft hier veel aandacht aan besteed. In een experiment met Californische proefpersonen moeten ze kiezen tussen twee verzekeringsmaatschappijen, een Californische en een Amerikaanse. Het blijkt dat velen kiezen voor de Californische, ook al is deze duurder. Ariely noemt dit irrationeel. Maar misschien vinden de proefpersonen de Californische maatschappij wel betrouwbaarder. Bovendien kunnen ze met de auto naar het hoofdkantoor rijden om beklag te doen in geval van grote problemen. Ariely ziet over het hoofd dat overal bepaalde economische instituties ontwikkeld zijn om de daar geldende transactiekosten, waaronder informatiekosten te beperken.
Alternatief onderzoekspad
Irrationaliteit is een kenmerk van de relatie die een persoon met zichzelf heeft. Deze kan niet empirisch worden waargenomen. Maar als we in staat zijn om een realistische reeks van verklaringen van gedrag te formuleren, kunnen we vragen formuleren, waaruit aanwijzingen kunnen worden afgeleid, die op irrationaliteit duiden. Een goed voorbeeld is Kets de Vries (2006), die vele ‘chief executive officers’ langdurig heeft ondervraagd over hun diepste drijfveren en overwegingen bij het nemen van belangrijke beslissingen. Een diagnose van irrationaliteit vergt deskundigheid, die kan worden opgedaan indien men veelvuldig aan neuro-linguistische programmering of aan systematische en multidimensionele ‘mindfulness’ doet. Economen kunnen hun gevoeligheid voor bepaalde begrippen ontdekken. Sommige woorden roepen bij een bepaald persoon sterk positieve reacties op – vrije markt, concurrentie, optimaliteit, allocatie, kapitalisme, econometrie. Andere begrippen daarentegen roepen een bepaalde mate van afkeer op – inflatie, socialisme, ongelijkheid, socialisme, methodologie. Duitse monetaire economen gaven tijdens de crisis toe dat ze traumatische gevoelens hebben bij de woorden geldschepping en inflatie. In de media zijn artikelen met ‘foute’ woorden een goede reden om deze niet te plaatsen. In de economisch-wetenschappelijke wereld is dat ook zeer gebruikelijk. Een macro-econoom, die het begrip ‘effectieve vraag’ hanteert, heeft zich onmogelijk gemaakt in neoklassieke kringen.
Deze gevoeligheid en de daarbij horende discriminatie is de essentie van het fenomeen irrationaliteit. Hoe sterker de wederzijdse afwijzing – alleen al in taalgebruik – hoe problematischer het wordt om kritische debatten te voeren aan de universiteit, en in de kantoren van belangrijke organisaties, inclusief de overheidsdepartmenten. Er is op dit punt veel belangrijk werk te doen onder de titel Nieuwe Gedragseconomie, oftewel “New Behavioural Economics”; dit in onderscheid van de huidige gedragseconomie, die zo onder materiele en empiricistische reductie heeft te leiden.
Literatuur
Ariely, D. (2009), Predictably Irrational, second edition, New York: Harper Collins Publishers.
Ariely D. (2012), The (Honest) Truth about Dishonesty, New York: Harper Collins Publishers.
Ariely, D. J.Kreisler (2017), Dollars and Sense, Dollars and Sense Magazine.
Bauman, Z. (1990), Thinking Sociologically, Oxford: Blackwell Publishers.
Brandsma, Bart (2018), Polarisation, Understanding the dynamics of Us versus Them, BB in Media.
Girard, R. (2010), Things Hidden Since the Formation of the World, Stanford: Stanford University Press.
Kahneman, D. (2011), Thinking Fast and Slow, London: Penguin Books.
Keizer, P. (2015), Multidisciplinary Economics, A Methodological Account, Oxford: Oxford University Press.
Keizer, P. (2017), Hoe de crisis het economische denken verandert, linkse en rechtse dogma’s ontrafeld, Amsterdam: Amsterdam University Press.
Kets de Vries, W. (2006), The Leader on the Couch: A Clinical Approach to Changing People and Organizations, Chicester: John
Wiley & Sons.
Sen, A., (2002), Rationality and Freedom, The Belknap Press of the Harvard
University Press.
Simon, H. (1957), Theories of Decision-Making in Economics and Behavioral Science, American Economic Reviw, 49, 252-283.
.
Piet Keizer, 08-05-2018