De tunnelvisie van Dijsselbloem
Het gaat goed met de Nederlandse economie. In de NRC stond onze minister van Financiën er glimlachend bij, omringd door een aantal statistieken, die er allemaal goed uitzien. Hier zijn drie opmerkingen over te maken. (1) Er wordt inderdaad meer geconsumeerd door particulieren, maar daar hun besteedbare inkomen hoegenaamd niet is gegroeid, is het belangrijk te weten hoe ze dat financieren. Bovendien is het de vraag of hiermee de belangrijkste behoeften worden bevredigd – er is nog zoveel te verbeteren aan de kwaliteit van onderwijs, milieu en ouderenzorg. (2) Met de eurozone gaat het niet goed; de groei is veel te weinig om voldoende werkgelegenheid te bieden – en dat is al heel lang het geval. (3) De wereldeconomie is verre van stabiel, en daar heeft de eurozone, waaronder zeker ook Duitsland en Nederland, al heel lang een sterk negatieve bijdrage aan geleverd. In financiële kringen wordt regelmatig de vraag gesteld of ‘we’ wel voorbereid zijn op de volgende crisis. Vele experts denken van niet.
Vanaf het begin hebben leidende politici en economen zich in neoklassieke taal uitgedrukt en de neoliberale visie uitgedragen: als een markteconomie instabiliteit vertoont, komt dat door de overheid. Bezuinigingen op de overheidsuitgaven en deregulering van markten zijn dan altijd het recept. De geldmarkt is de enige macro-markt, dat wil zeggen onevenwichtigheden op deze markt brengen de hele economie uit balans. Daar moet wel een autoriteit optreden, om daarmee instabiliteit te voorkomen. Deze autoriteit moet – uiteraard – wel los staan van de overheid.
Helaas vielen de resultaten zwaar tegen. Duitsland en Nederland hebben, volstrekt onnodig, een langdurige depressie gekend. Daar de officiële werkloosheid- en inflatiecijfers een onbetrouwbaar beeld geven, en er geen empirische indicatoren worden geconstrueerd met betrekking to het fenomeen depressie, is het lastig de omvang van de instabiliteit in kaart te brengen. Maar de afgelopen jaren hebben onderzoekers van de Trojka steeds duidelijker laten blijken, dat de gehanteerde analyse fout was. In het dossier Griekenland zijn ernstige fouten gemaakt: bezuinigingen en loondaling werden gerealiseerd. De effecten hiervan op productie, inkomen en werkgelegenheid waren sterk negatief. Los dan maar eens schulden af!
Al die tijd zijn er in de marge economen geweest, die naast een grondige studie van neoklassieke theorie, zich ook hebben verdiept in andere visies. Om er één uit te pikken: de post-Keynesianen laten zien dat de dominante neoklassieke analyse berust op de aanname dat het vrije-marktsysteem stabiel is – het is geen resultaat van empirisch onderzoek. Chicago-economen zijn daar in de wandelgangen heel eerlijk in: ons onderzoek is erop gericht om de superioriteit van het kapitalisme aan te tonen. Keynes heeft echter op overtuigende wijze laten zien, dat dit niet het geval is: in tijden van depressie leidt loondaling tot een verzwaring ervan.
Er zijn twee omstandigheden, waarin een tunnelvisie kan ontstaan. In de eerste plaats kan een persoon opgegroeid zijn in een dogmatisch milieu: iets is zo, en daarmee uit. In de tweede plaats kan iemand een gebrekkige opleiding hebben geacht, en dan in een positie terecht komen, waar hij veel verantwoordelijkheid heeft te dragen. Nu is Dijsselbloem geen econoom, maar dan is het te hopen dat zijn adviseurs wel een goede economie-opleiding hebben gehad – een opleiding waarin vooroordelen die altijd aan de basis liggen van analyses en theorieën, zorgvuldig worden besproken. Zijn ministerie staat er om bekend dat ze een straffe eigen opleiding hebben, waarin geen plaats is voor hen die ‘het duidelijk niet begrepen hebben’. In een dergelijke sociale omgeving moet een persoon een sterk karakter hebben, wil hij een eigen koers varen. In zijn artikelen en zijn publieke optredens klampte hij steeds weer vast aan twee oordelen: (1) we hebben ons gecommitteerd aan de Stability Pact; we zullen dus moeten bezuinigen. (2) de financiële markten vragen van ons een bezuinigingsbeleid. De interestvoet zal sterk stijgen, indien we een eigen koers varen. Het eerste argument staat in ieder geval ter discussie, zodra de analyse van Keynes ter tafel komt. Maar de Griekse minister van Financiën Varoufakis – een goed-opgeleide econoom – heeft ervaren dat er met Dijsselbloem niet te praten viel – ‘we zijn hier alleen om te kijken of Griekenland zich aan de Trojka- eisen heeft gehouden’. Het tweede argument is triest. Er zijn tal van landen met een veel hogere schuldquote dan Nederland. De Nederlandse interestvoet is erg laag dankzij het foute beleid ten opzichte van Zuid-Europa; ja, dat voordeeltje stond misschien wel op het spel. Een Nederlandse bestuurder van PEMCO – het grootste obligatiefonds ter wereld – heeft wel eens in Buitenhof uitgelegd waarom Keynes zo belangrijk is.
In de gedragseconomische benadering wordt aangetoond dat een mens een natuurlijke neiging heeft tot ‘cognitive closure’: belangrijke, maar ongemakkelijke informatie dringt niet door tot de geest van een persoon. In de economische sociologie wordt aangetoond dat menselijk gedrag sterk wordt beïnvloed door de cultuur waarin ze opereren. Deze twee stellingen tezamen levert een omgeving op, waarin critici niet worden geduld, en grote fouten niet worden hersteld. Dat wordt nog wat bij de volgende crisis.
Piet Keizer, professor of economic methodology, Utrecht University School of Economics
Utrecht, 18 September, 2017.