De Micro-economie van het IMF
In het vorige artikel heb ik laten zien dat de nieuwe Chief Economist van het IMF de wereldeconomie geen zelfstandige grootheid is, met kenmerken,die invloed hebben op het handelen van de gezinnen, bedrijven en overheden, die onderdeel uitmaken van die wereldeconomie. Met andere woorden, een echte macro-economie van de wereld bestaat niet. Er zijn alleen gezinnen, bedrijven en nationale overheden. En er zijn complexe relaties tussen al die reeëel bestaande entiteiten – de wereldeconomie bestaat niet anders dan uit een statistiek met geaggregeerde grootheden. We zullen laten zien dat dit ten overvloede blijkt uit de jongste World Economic Outlook (Oktober 2015). Daarna laten we zien hoe een macroeconomie van de wereld er uit zou moeten zien, en welke functie een dergelijke analyse heeft.
World Economic Outlook Oktober 2015
De wereldeconomie groeit op dit moment met 3.1%. De groei is echter tamelijk onevenwichtig verdeeld over de verschillende groepen van landen. Net nu de rijke landen weer wat groei laten zien, nemen de problemen in de opkomende landen, zoals de BRIC-landen en andere ontwikkelingslanden, toe. De volgende problemen worden met name genoemd. In de eerste plaats is de Chinese groei sterk teruggelopen, terwijl ze midden in de transitie zitten van een export- en investeringen georienteerde strategie naar een waarbij de nadruk meer op de consumptie komt te liggen. In de tweede plaats vertonen de grondstoffenmarkten groeiende aanbodoverschotten. De oliemarkten zijn daarbij het beste voorbeeld. In de derde plaats laten de financiele markten een toenemende volatiliteit zien, met een grote kans op dalingen, die sterker zijn dan stijgingen.
Als de analyse blijft steken in een opsomming van problemen, is de neiging groot om het functioneren van de wereldeconomie te verbeteren, door het lijstje van problemen af te werken. En dat is het dan! Maar in het WEO-rapport blijkt zo nu en dan wel het besef dat de problemen met elkaar samenhangen. Maar als we met elkaar overeenstemmen dat er een sterke samenhang is, dan moet er toch een algemenere analyse van het geheel van wereldeconomie te maken zijn.
Macro-economie van de wereldeconomie
Gezien de enorme armoede en werkloosheid in de wereld, is het zeer wenselijk dat de wereldeconomie groeit. Dat wil niet zeggen dat de groei in alle regio’s even sterk moet zijn. Als rijke landen als doelstelling nulgroei hanteren, is dat prima, zolang dit de werkloosheid, zoals lokaal gemeten, maar niet doet stijgen. Gegeven de nationale doelstellingen, ligt er een mondiaal probleem van coordinatie. In 2009 bevond de wereldeconomie zich in een depressie. De G-20 probeerde de leden-landen op een lijn te krijgen in de ‘organsiatie’ van een bestedingsimpuls. Dit is niet gelukt, en met name de EU was de grote dwarsligger. Met name Duitsland en Nederland lagen dwars. Ze werden geleid door politici die de neoklassieke, micro-georienteerde visie aanhangen: ieder land voor zich! Als elk land zich richt op zijn eigen concurrentiepositie, dan gaat het op den duur beter met het geheel van alle landen. De gevolgen hebben we gezien, en de wereldeconomie heeft nog steeds zijn stabiliteit niet terug.
Het theoretische werk van Obstfeld, de tegenwoordige hoofdeconoom van het IMF, laat zien, dat hij een internationale micro-econoom is. Hij ontkent het bestaan van een wereldeconomie – er is geen politieke instantie die de wereld regeert, en dat maakt het naar zijn idee onmogelijk om een wereldeconomische beleid te voeren. Er zijn echter twee redenen waarom deze posite onhoudbaar is, we gaan in de volgende sectie hier nader op in.
Er is zoiets als een wereldeconomie
Ontologische vragen zijn het belangrijkste type vragen in de wetenschap. Het gaat over de vraag of we in onze constructie van de realiteit een bepaald fenomeen voor werkelijk bestaand houden of niet. In de neoklassieke economie wordt een mens als economisch wezen geportreteerd. En prijzen van goederen zijn belangrijke economische feiten. In de sociologie worden mensen voorgesteld als sociale wezens neergezet. Groepen bestaan echt: moslims, humanisten, socialisten, etc. Deze groepen worden bijeengehouden door een bepaald idee van mens en samenleving. Dus: een samenleving bestaat echt.
Als we nu kijken naar de manier waarop de neoklassieke economie met ontologische vragen omgaat, dan zien we dat een economische individu bestaat, maar een groep van individuen wordt louter opgevat als een aggregaat van handelende individuen. Een economie is dus niet anders dan een aggregaat van handelende individuen. Als een groep mensen zich organiseren in een staat, een overheidsorganisatie opzet, die namens alle leden van de groep handelt, dan wordt daarmee deze economie ook een entiteit – meer dan een aggregaat. In heterodoxe macroeconomie, echter, wordt een samenleving, en daarmee ook zijn economie, als zelfstandige grootheden gezien: het bestaat in ontologische zin – het is een sociaal feit.
Liberalen, en dus ook neoklassieke eonomen, hebben moeite met dit idee. Om het voor hen begrijpelijker te maken, het volgende. Mensen zijn ontologisch gesproken, niet alleen economische, maar ook sociale wezens. Ze ervaren een sociale context, waarvan zijn onderdeel uitmaken – ze zijn verbonden met andere mensen, of ze dat nu leuk vinden of niet. Dit betekent dat ze de wereld trachten te begrijpen met onder meer dit sociale beeld – : there is such a thing as a society”. Omdat dit beeld in de hoofden van de mensen mede hun handelen beinvloedt, behoort dit beeld to de realiteit waarin deze mensen leven. “The map is real in its consequences”.
Dit betekent voor de macro-economie van de wereld dat dit meer is dan een aggregaat van handelende economische individuen. De wereleconomie bestaat in de hoofden van mensen, en hun beoordeling van de situatie beinvloedt hun handelen. Een beschouwing van de wereldeconomie kan dus niet volstaan met een opsomming van probleemgebieden, en een voorzichtige aanduiding van relaties tussen die gebieden. Wij hebben een echte macro-economie van de wereldeconomie nodig.
Het is belangrijk te beseffen dat hier geen mondiale politieke unie voor nodig is. Mondiaal opererende individuen en organisaties kunnen in voordurend overleg culturen ontwikkelen, die het gehaal van de wereldeconomie in een gewenste richting sturen. Ook kunnen politieke organen, die op lagere niveau’s van centralisatie functioneren, in permanent overleg, belangrijke besluiten nemen op basis van consensus. De G-20 is in korte tijd een heel belangrijk plarform geworden. We hebben allemaal gezien dat welke landen belangrijke vooruitgang hebben geblokkeerd. We zouden dee landen daar permanent op moeten aansppreken – ook op academisch niveau: Franse economen debatteren met Duitse economen “op de hei”.