Economen over zichzelf
Inleiding
In Keizer (2009) heb ik betoogd dat economen de kredietcrisis niet kunnen begrijpen. Onlangs zijn de resultaten van een enquête onder economen gepubliceerd (Van Dalen e.a. 2015a, 2015b, 2015c). Het beeld dat daaruit naar voren komt laat zien dat universitaire economen – om dezelfde redenen! – ook zichzelf niet begrijpen. We zullen hieronder ingaan op de vraag wat de economen niet begrijpen, waarom ze dat niet begrijpen en op welke wijze er verbetering mogelijk is in hun begripsvermogen. Aan het einde ga ik in op de vraag of mijn stellingen het toppunt zijn van arrogantie, of dat dit vooral een vorm van zelfkritiek is.
Economen kunnen de crisis niet begrijpen
In 2008 heb ik laten zien waarom een grote meerderheid van de economen de crisis niet hebben zien aankomen, en waarom ze geen adequate verklaring kunnen leveren voor het fenomeen, en daarom ook geen effectieve therapie kunnen formuleren. De aanhoudende groei in de inkomens-en vermogensongelijkheid in de Verenigde Staten en de voortdurende depressie in de eurozone onderstrepen deze stelling.
Vandaag de dag worden economen meer dan ooit aan universiteiten opgevoed tot neoklassieke economen. Dit betekent dat menselijk gedrag wordt geplaatst in de context van de zogeheten economische wereld. In deze wereld wonen alleen economische en rationele individuen, die geen sociale, maar louter economische relaties met elkaar aangaan. Irrationaliteit en socialiteit bestaan niet, en problemen die in de reële wereld door deze twee elementen worden veroorzaakt, worden aan andere factoren toegerekend. De botsing tussen de Griekse regering en de Trojka, bijvoorbeeld staat bol van irrationaliteit en negatieve socialiteit, en is daarom onbegrijpelijk voor de neoklassieke econoom. Brussel is redelijk, en Griekenland is onredelijk, klaar, uit![1]
Het zelfbeeld van de econoom
Economen roepen vaak irritatie op bij niet-economen. Economische theorie is te abstract en onrealistisch. Moraliteit speelt geen rol (McCloskey) en te vaak gaan ze er vanuit dat ze voldoende kennis hebben om de samenleving gedetaileerd te adviseren (Hayek) (zie Van Dalen e.a., 2015c).
Volgens de enquête zetten de economen zelf daar een heel ander beeld tegenover. Ze zien mensen als zelfredzaam en gebaat bij veel vrijheid. Ze hebben niet veel op met bestaande regels, en hun beleden maatschappelijke betrokkenheid strekt zich niet uit naar naastenliefde en zorg voor het milieu. De enquêteurs typeren economen als onrustzaaiers en bestrijders van de status quo – een rol die ze graag spelen in de maatschappij. We komen nog terug op de vraag of ze die rol in eigen kring waarmaken.
De enquêteurs zien een kanteling in het wereldbeeld, en een terugkeer van Keynes. Grondig onderzoek van de literatuur en 50 jaar ervaring in de wereld van economen doen mij echter concluderen, dat geen van beide stellingen houdbaar zijn. Uit Keizer (2015) blijkt dat de opvattingen van universitaire economen ten aanzien van economische wetenschap nauwelijks zijn veranderd. Wel is het veld veel meer versnipperd geraakt, en wordt veel empirisch onderzoek gedaan, waarbij de theoretische basis nagenoeg geheel verdwenen is. Onderzoek naar de inhoud van de tekstboeken die de Westerse onderwijsprogramma’s domineren, geeft aan dat de inhoud al decennia lang practisch ongewijzigd is gebleven. Er is meer aandacht voor ‘public choice’ ,maar dat is slechts een uitbreiding van het neoklassieke programma. Ook wordt de rol van instituties meer belicht; echter ook weer vanuit het neoklassieke perspectief. De enige uitzondering is gedragseconomie, maar deze bevindt zich nog in het stadium van supplement en appendix, en wordt veelal als facultatief beschouwd. Het neoklassieke paradigma domineert het verplichte deel van het universitaire onderwijsprogramma als nooit tevoren, en het werk van Keynes wordt nog steeds niet gepresenteerd als een wetenschappelijke revolutie – als “General Theory” – ,hooguit als een speciaal geval.
De wereld van economen
Na 50 jaar in de wereld van economen geleefd te hebben, en vele tochten te hebben gemaakt door de wereld van filosofen, psychologen en sociologen, kom ik tot de conclusie dat gedragswetenschappers modellen hanteren die veraf staan van modellen die zij zelf, individueel zowel als groepsgewijs, toepassen in hun eigen gedrag. Om me tot de economen te beperken: veruit de meeste wetenschappers negeren in hun analyses de fenomenen irrationaliteit en positieve en negatieve socialiteit. In hun dagelijkse werkomgeving echter, bepalen beide grootheden een belangrijk deel van hun gedrag. Ter illustratie zullen we van beide een voorbeeld geven.
In de eerste plaats zijn weinig economen bereid om de eigen axioma’s onder ogen te zien, en daarmee ook niet open staan om het gesprek daarover met anderen aan te gaan. Daar andersdenkenden vaak ook niet openstaan voor een dergelijk gesprek, is een diepgaand methodologisch debat een zeldzaamheid (Keizer, 2009). Als dan de Griekse regering op de voorstellen van de Trojka reageert vanuit andere axioma’s, zijn de leden van de dominante groep niet in staat om de tegenvoorstellen serieus te bekijken (zie ook: Heukelom, Sent, 2015). Transparantie over axioma’s maakt mensen kwetsbaar. Het haalt ze uit hun comfortzone. Daarom hebben ze een beschermingslaag (“protective belt”) nodig. De discussies gaan dan louter over deze laag, en dan met name over de kwantitatieve methoden, die deze laag kwaliteit moeten geven. De huidige practijk van seminars en proefschriftverdediging illustreert dit ook.[2] Deze onwil of onmacht om het eigen wereldbeeld ter discussie te stellen, zelfs niet in de discussie met de eigen zelf, is een perfect voorbeeld van irrationaliteit.
In de tweede plaats opereren economische wetenschappers groepsgewijs. De formulering van onderwijs- en onderzoeksprogramma’s zijn geen resultaat van overleg en diepgaand debat tussen individuen, maar van onderhandelingen tussen groepen van wetenschappers. Met name de vraag welke groep bepalend is voor de ranglijst van tijdschriften – A, B, C, D, en F – is niet een kwestie van inhoudelijk debat. Netwerken hebben zich gevormd, en iedere insider weet welke netwerken de programma’s en daarmee de budgetten bepalen.
Indien een individu zich niet aanpast aan de groepscultuur, dan verliest hij zijn effectiviteit, zoals dat heet. Tegenwoordig worden alleen nog stafleden aangetrokken die in een vastgesteld programma passen. Dat geldt niet alleen voor promotiestudenten, maar ook voor hoogleraren. De vrijheid van meningsuiting is juridisch gewaarborgd, maar in de dagelijkse practijk blijkt de prijs ervan voor een kritisch persoon erg hoog.
De noodzaak van paradigma-veranderingen
Irrationele personen die groepen vormen, ontwikkelen een subcultuur. De gemeenschappelijke interpretatie van de situatie zorgt ervoor dat de meeste leden van de groep geen druk ervaren. Voor personen, die hun persoonlijkheid bewaren, is de druk moordend. Kritische personen met eigen ideeën worden de mond gesnoerd, hetgeen dramatisch uitwerkt op de kwaliteit van het werk. Een toenemend aantal economen beschuldigt bankiers van irrationeel en onverantwoord gedrag; ik denk terecht. Maar indien we dat model toepassen op de wereld van universitaire economen, dan komen deze argumenten als een boemerang terug. Veel van die bankiers zijn door universitaire economen opgeleid met een wereldvreemd wereldbeeld. Indien de economen meer bewust waren geweest van hun eigen gedrag, dan hadden ze de wereldvreemdheid onderkent.
Een belangrijke verbetering in de kwaliteit van het werk van economen is te vinden in het expliciet formuleren van de basisaxioma’s van ieder perspectief. Door introspectie en machtsvrij communiceren kan veel helderheid worden verschaft welk model in welke situatie het meest realistisch is. Geintegreerde multidisciplinaire modellen hebben uiteraard een voorsprong boven monodisciplinaire modellen. Maar snel groeiende complexiteit vormt een belemmering voor al teveel nuance. Het doorbreken van het neoklassieke paradigma is het belangrijkste element. Er moet serieuze concurrentie komen, zodat studenten kunnen kiezen, nadat ze van veel verschillende stromingen hebben kunnen proeven.
Uit Keizer (2015) blijkt dat het economische model moet worden geintegreerd met het psychische en het sociale model. Met name de combinatie van irrationaliteit en immoraliteit blijkt explosief te zijn: personen, markten en (over)heidsorganisaties falen in hun functionaliteit. Dit betekent voor economische onderwijsprogramma’s dat op de behoeften van economen afgestelde blokken in economische psychologie, economische sociologie en psychologische sociologie niet in het verplichte deel mogen ontbreken.
Conclusie
Economen zien zichzelf als vrijheidsstrijders. Weg met al die regeltjes, die de creativiteit van het individu maar belemmeren. Zo zien ze de wereld om zich heen. Maar het paradigma van waaruit gekeken wordt naar de wereld negeert twee van de drie primaire motoren, die mensen in beweging zetten, het psychische motief van zelf-respect, en het sociale motief van status. Zolang het economische model partieel blijft, is het ongeschikt om ons zelf en de wereld om ons heen te begrijpen.
Mijn economische opvoeding (1965-1972) was door en door orthodox, terwijl de sociale kring waarin ik me dagelijks bevond, voornamelijk bestond uit niet-economen. Door het uitvoerig luisteren naar en lezen van teksten van mensen, met wie ik het niet eens was, ben ik gegroeid. Keizer (2015) is het resultaat van dat groeiproces. Ik wil economen bij dezen uitnodigen mijn boek te lezen.
Referenties
Harry van Dalen, Arjo Klamer, Kees Koedijk, Het gekantelde wereldbeeld van economen, MeJudice, 16 maart 2015
Harry van Dalen, Arjo Klamer, Kees Koedijk, De onwaarschijnlijke terugkeer van Keynes in Nederland, MeJudice, 29 mei 2015.
Harry van Dalen, Arjo Klamer, Kees Koedijk, De econoom als onrustzaaijer en bestrijder van de status quo, MeJudice, 24 juni, 2015.
Floris Heukelom, Esther-Mirjam Sent, Yanis Varoufakis als econoom is zo slecht nog niet, MeJudice, 30 april, 2015.
Piet Keizer, Economen over de kredietcrisis, MeJudice,10 oktober, 2008.
Piet Keizer, Economen praten langs elkaar heen over oplossingen, MeJudice, 12 maart, 2009.
Piet Keizer (2015), Multidisciplinary Economics, A Methodological Account, Oxford: Oxford University Press
[1] Recent verschenen enkele publicaties in de Nederrlandse media waarin veel gelezen economen het Trojka beleid stevig kritiseerden; bijvoorbeeld Arjen van Witteloostuyn en Brakman en Bas Jacobs in de NRC. Maar tot nu toe werden kenners van het werk van Keynes in de media nog uitgelachen door de gevestigde orde.
[2] In de jaren tachtig begonnen een aantal econometristen in Tilburg de zaak op te schudden. In een interview in De Haagse Post beargumenteerde men dat met de volgende slogan: ‘we zijn jong en we willen wat’. Prestigieuze Amerikaanse universiteiten werden als inspiratiebron gebruikt. Toen vele jaren later De Haagse Post dezelfde mensen nog eens interviewde, gaven ze ronduit toe dat de oogst inhoudelijk gezien erg mager was. Tegenwoordig worden erg veel proefschriften goedgekeurd met het oordeel: de kandidaat heeft laten zien dat hij/zij de kwantitatieve methoden voldoende beheerst.