‘Hervormingen’ als toverformule

Economische hervormingen worden ernstig bemoeilijkt door de aanhoudende crisis. Brussel en Frankfurt zullen toch eerst de crisis moeten oplossen, alvorens te kunnen vaststellen welke structurele hervormingen economisch efficient en sociaal aanvaardbaar zijn.

Inleiding

Mede als gevolg van te ver doorgevoerde deregulering van financiële markten, is de wereldeconomie in 2009 in een depressie terecht gekomen. Een aantal belangrijke landen, waaronder de USA en China, hebben hun effectieve vraag naar goederen opgevoerd. Het bleek een positieve invloed uit te oefenen; echter minder dan gehoopt, vooral omdat de EU weigerde serieus mee te doen met deze anti-depressiepolitiek.

Leidende Europese economen en politici besloten dat de economische crisis in Europa vooral voortkwam uit een gebrek aan concurrentiekracht op de wereldmarkt, en dat deregulering het middel was om de economie weer te laten groeien. Wel werd erkend dat vele grote Europese banken er niet goed voorstonden. Met een zeer ruime monetaire politiek tracht de Europese Centrale Bank (ECB) nog steeds banken uit het moeras te trekken. Alom wordt toegegeven dat dit nog steeds niet is gelukt, waardoor banken hun functie van kredietverstrekker aan het bedrijfsleven niet goed kunnen vervullen. De veelgeprezen Dijsselbloem is van mening dat de hervormingen van de economie nog onvoldoende zijn doorgezet. In een interview in de NRC (20/21 september 2014) geeft hij een veelzeggend kijkje in zijn zienswijze: “als we de geldkraan openzetten, is elke hervormingszin in Europa meteen weg”. De strategie van Brussel betekent dat bedrijven en werkzoekers moeten wachten tot de politici de in hun ogen noodzakelijke hervormingen hebben doorgevoerd. Dan zal de eurozone ‘automatisch’ weer aantrekken. Aangezien de economie in een depressie blijft hangen,zijn die noodzakelijke hervormingen kennelijk nog niet ver genoeg doorgevoerd.

De uitspraak van Dijsselbloem is nogal problematisch. De nu al zes jaar durende depressie heeft vele markten uit balans gebracht. De markten voor pensioenen, de arbeids-en financiële markten en de huizenmarkten zijn hiervan goede voorbeelden. Deze onbalans maakt het voor institutionel hervormers moeilijk om te bepalen welke veranderingen noodzakelijk zijn om de markten beter te laten functioneren. De depressie zal eerst moeten worden aangepakt, en pas als de markteconomie als geheel weer in de buurt van algemeen evenwicht is, kunnen noodzakelijke hervormingen worden vastgesteld en uitgevoerd. Nu zorgt terechte sociale onrust voor teveel tegenwerking om de Brusselse neoliberale agenda doorgevoerd te krijgen. We zullen de zojuist genoemde markten aan een korte beschouwing onderwerpen.

Wat zijn efficiënte institutionele hervormingen?

Het begrip efficiëntie slaat op de verhouding tussen doelstellingen en de middelen, die worden gebruikt om de doelstellingen te bereiken. In EU- verband hebben we afgesproken dat economische groei wordt nagestreeft binnen sociaal en ecologisch verantwoorde grenzen. Hervormingen van de economische instituties dienen dus economische, sociale en ecologische doelen. We geven een paar voorbeelden.

  1. Indien we de pensioenvoorzieningen aan de vrije markt zouden overlaten, zal voor vele ouderen de armoede weer terugkeren; vele Europeanen vinden dit gebrek aan solidariteit onaanvaardbaar, en zijn bereid te betalen voor pensioenregelingen die ook een sociaal karakter hebben. De maatregel van de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd is onaanvaardbaar omdat onder 50-plussers lang geen volledige werkgelegenheid bestaat. Een adequaat crisisbeleid is noodzakelijk voor een belangrijke verhoging van de werkgelegenheid voor ouderen. Dit zal de pensioenproblematiek op zijn beurt sterk vereenvoudigen.
  2. De crisis heeft de huizenmarkten aanzienlijk verstoord. Natuurlijk zijn banken daar debet aan door hypotheken te accepteren van mensen die weinig buffers tot hun beschikking hadden. Dit betekent dat financiële regulering moet voorkomen dat dergelijke rommelhypotheken nog langer worden geaccepteerd. Lagere inkomens(groei) en hogere werkloosheid hebben de schuldproblematiek van particulieren verder vergroot. Gelukkig is er een groeiende groep huizenbezitters die meer aflossen, en meer jongere mensen die de aankoop van een huis uitstellen. De niet aangepakte crisis wordt hierdoor verergerd. Een verlaging van de overdrachtsbelasting is altijd goed voor het functioneren van de huizenmarkt. Uit oogpunt van solidariteit is het altijd goed om de hypotheekrenteaftrek voor rijke huizenbezitters af te schaffen. Er is geen crisis nodig om dat te ontdekken. De crisis kan echter een belemmering zijn om een dergelijke subsidie af te schaffen, daar het ten koste gaat van de beleggingen en investeringen van deze groep mensen.
  3. De arbeidsmarkt wordt gekenmerkt door toenemende tweedeling. Brussel denkt dat arbeidsmarkthervorming noodzakelijk is voor het oplossen van de Europese depressie. Daarbij wordt vooral gedacht aan verlaging van belastingen en sociale premies en aan meer loonflexibiliteit en arbeidsmobiliteit. Een groot probleem is echter dat een arbeidsmarkt in een macroeconomisch onevenwichtige economie geen goede signalen geeft over de richting. Een verbeterde loonflexibiliteit leidt tot lagere lonen, waardoor de depressie wordt verergerd. Grotere arbeidsmobiliteit leidt to een grotere spreiding van de werkloosheid: meditterrane en Oost-Europese werklozen concurreren met de noordelijke Europeanen om de te geringe hoeveelheid banen. Sociale onrust is het gevolg.Het is volstrekt onduidelijk hoe een verdere terugtrekking van de overheid het functioneren van de arbeidsmarkt kan verbeteren in een maatschappij die ook sociale doelen voor ogen heeft, zoals volledige werkgelegenheid en een inkomen dat niet onder het minimum bestaansniveau zakt. In Nederland is het aantal ‘gedwongen’ zzp-ers sterk toegenomen. Hun sociale positie is niet beschermd op een wijze die we in de EU voor noodzakelijk houden. Indien de crisis wordt opgelost door een belangrijke toename van de effectieve vraag, wordt het ook duidelijker welke zzp-ers goed functioneren en in hun eigen bescherming kunnen voorzien.
  4. Om de financiële markten een positieve bijdrage te laten leveren aan het behalen van de doelstellingen van de EU, zullen hun instituties drastisch moeten worden gewijzigd. De financiële lobby in Brussel wordt gezien als een van de meest succesvolle lobbies ten gunste van de financiële sector zelf, inclusief alle maatschappelijke risico’s die deze sector met zich brengt. Maatschappelijk verantwoord financieren is nog steeds een marginaal fenomeen. Daar de particuliere banken hun geldscheppingsfunctie ernstig hebben misbruikt, zullen nationale overheden het geldbeleid vorm moeten geven. Centrale banken hebben hun werk niet goed gedaan, en dienen zich voorlopig te beperken tot het uitvoeren van het monetaire beleid.
  5. In Nederland pleiten tal van politieke partijen voor belastingverlaging. We weten dat in een depressie consumenten en investeerders een meevaller in hun inkomsten vooral omzetten in een verhoging van de besparingen en van schuldaflossing. Omdat vele particulieren hoge schulden hebben, is dit verstandig gedrag. Het is dus geen doelmatig instrument ter bestrijding van de crisis. Het laat wel zien dat neoliberale economen voor elk probleem maar een oplossing hebben: minder overheid.

Het begrip ‘hervormingen’ staat voor het liberale doel van vermindering van overheidsinvloed. De voorbeelden laten zien dat de crisis er niet mee wordt bestreden, terwijl de crisis de pogingen om tot efficiëntere instituties te komen wel bemoeilijkt.

Vergroting van de collectieve effectieve vraag

Het neoliberale beleid is erop gericht dat consumenten en investeerders zoveel vertrouwen krijgen in de toekomst van de economie dat ze hun depressie kwijtraken, en weer gaan consumeren en investeren. Ze gaan weer naar een bank voor een bedrijfskrediet of een hypothecaire lening. Op deze wijze vindt er geldschepping plaats. Gelukkig gaat deze toename gaat gepaard met een toename van de effectieve vraag. Hierdoor is de kans op inflatie gering, en de kans op dalende werkloosheid groot. De huidige geldschepping via de ECB is problematisch, maar wordt door Brussel gerechtvaardigd door te wijzen op de slechte financiële situatie waarin de meeste Europese banken zich bevinden. Het beleid bestaat vooral uit deregulering en verlaging van overheidsuitgaven. Het idee achter de bezuinigingen is dat de invloed van de overheid op de economie zodanig vermindert, dat de daardoor verminderde collectieve effectieve vraag meer dan gecompenseerd wordt door een toename van de particuliere effectieve vraag.

Deze neoliberale argumentatie – die in bijna alle media in eindeloze herhaling wordt uitgevent – bevat een cruciale fout. Het gaat er vanuit dat de massa van de consumenten en investeerders een neoklassiek model van de Europese economie in hun hoofd hebben. Ze gaan weer meer besteden als ze zien dat de overheidsinvloed belangrijk wordt teruggedrongen. Maar dat is niet zo – de mensen ontwikkelen verwachtingen ten aanzien van het middelllange termijnperspectief. Het zou erg irrationeel zijn om dat anders te doen. De practijk van acht jaar Europese depressie laat dit ook zien – de weerstand tegen het beleid van minder overheid, versterkt door de crisis, heeft Europa een langdurige stagnatie opgeleverd. Er is een patstelling ontstaan. De macht in Brussel denkt neoklassiek; daarbuiten denken gemarginaliseerde groepen economen en de massa van de mensen meer vanuit een heterodoxe macro-analyse. De post-Keynesiaanse analyse is daar een voorbeeld van, en daarom zullen we het anti-depressie beleid dat deze stroming voorstaat hieronder toelichten.

Post-Keynesiaans crisisbeleid

Waar de neoklassieke analyse bewust op niet-realistische vooronderstelingen is gebaseerd, was het theoretische werk van Keynes erop gericht om de Westerse kapitalistische economie in de jaren dertig van de twintigste eeuw te begrijpen (zijn theorie heet dan ook ‘general’ in plaats van ‘universal’). Dat systeem bleek instabiel en kon in een depressie raken. Het marktmechanisme, bekend uit de micro-economie, bleek in een depressie niet te functioneren. Een depressie is een situatie waarin consumenten en investeerders een zodanig somber beeld hebben van de toekomst op middellange termijn, dat hun bestedingen niet meer reageren op feitelijke inkomensontwikkelingen. Ze bereiden zich voor op een langdurige terugval, en wachten verder de ontwikkelingen af. In deze situatie hebben verlaging van de rentevoet en het belastingtarief geen zin. Er blijft nog maar één mogelijkheid over. De overheid zal haar effectieve vraag moeten vergroten. Daar de neoklassieke economie weinig oog heeft voor de complementariteit van particuliere en collectieve investeringen, doet de overheid er goed aan om in een depressie met name haar investeringen te verhogen. Keynesianen wordt vaak verweten dat ze voor de gemakkelijke oplossing kiezen – gewoon de geldkraan openzetten, en het probleem is opgelost (‘easy fixes’ zoals de Nederlandse minister van Financien dat uitdrukt). Niets is minder waar. Dergelijke opmerkingen worden gemaakt door mensen die het verschil tussen een micro- en een macroprobleem niet uit elkaar kunnen houden. Als de EU-economie wordt getroffen door een werelddepressie, heeft ze een macro-probleem. Dit probleem komt vooral terecht bij de zwakkere onderdelen en regio’s. Dit maakt zichtbaar dat er – ook in depressies – altijd micro- problemen bestaan: sommige sectoren en regio’s zijn concurrerender dan andere. Als de economie een goed macro-beleid voert, biedt dit voor de zwakkere onderdelen de ruimte om hun concurrentiepositie ten opzichte van andere onderdelen, te verbeteren: betere kwaliteit, lagere goederenprijzen en lagere arbeidskosten per eenheid product. Zoals we in het voorgaande al hebben laten zien, is het niet efficient om het macro-probleem niet op te lossen, en louter aan de concurrerentiepositie te sleutelen.

Een laatst probleem is de financiering van de verhoogde overheidsinvesteringen. Daar de banken een kwalijke rol hebben gespeeld in het ontstaan van de crisis, en nu nog steeds met veel te lage liquiditeits- en solvabiliteitsratio’s zitten, kunnen ze hun functie van kredietverlening niet goed vervullen. De centrale bank heeft de geldkraan wagenwijd openstaan voor de banken in landen die het slecht doen (‘easy fix’?). Beter is het om de particuliere banken een kredietplafond op te leggen: alleen kredieten die worden gedekt door besparingen en aflossingen. Zolang ze nog niet op orde zijn, moet de centrale banken de toename van de overheidsinvesteringen monetair financieren. Indien dit wordt uitgevoerd door middel van eeuwigdurende obligaties met een rente van nul, betekent dit ook nog eens dat de overheidsschuld niet oploopt. De totale toename van de geldhoeveelheid moet dan afgestemd zijn op de groei van de geldbehoefte van de reële economie. Geen ‘easy fixes’, maar weldoordacht beleid op basis van een realistische analyse.

Dr. Piet Keizer

Universitair hoofdocent Economische Methodologie

Utrecht University Schoolof Economics

30-10-2014.

1859 woorden

Advertisement
This entry was posted in Artikelen and tagged , , , , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s