Europa: Keynes, niet Friedman

Europa: Keynes, niet Friedman

 

De Europese economie heeft zich nog steeds niet kunnen herstellen van de depressie waarin ze in 2009 terecht kwam. De groei is een stuk lager dan de centrale bankiers hadden gehoopt. Het is hoog tijd dat de Europese Centrale Bank haar ruime geldpolitiek, zoals bepleit door Milton Friedman loslaat en zich laat inspireren door de monetaire visie van John Maynard Keynes. De economische groei zal dan toenemen, en de kans op toekomstige inflatie verminderen.

Daar de Europese Unie haar begrotingspolitiek baseert op een onrealistische visie op het functioneren van haar economie, is het niet verwonderlijk dat de nagestreefde begrotingsdiscipline niet is gerealiseerd. In 2011 begonnen reeds belangrijke instellingen zoals de FED en het IMF, zich openlijk zorgen te maken over het gevoerde herstelbeleid. Dit hebben de Europese politici en economen er niet toegebracht om het roer om te gooien. We zullen hieronder kort ingaan op de analyse van Friedman, die ten grondslag ligt aan het gevoerde beleid. Daarna zullen we de analyse van Keynes weergeven, zodat we een redelijk alternatief beleid kunnen schetsen.

 

Onder depressie verstaan we in dit verband een situatie van algemeen pessimisme onder beleggers, consumenten en investeerders ten aanzien van de groei in de nabije toekomst. Dit pessimisme leidt tot een vlucht in liquiditeit, in goud en andere delfstoffen en tot schuldaflossing. Dit betekent dat een expansieve monetaire politiek zoals dat door Amerika en Europa de laatste jaren is gevoerd, vooral leidt tot meer liquiditeit in plaats van meer activiteit in de reële sector van productie en werkgelegenheid. In het vervolg zullen we aangeven dat het tot nu toe gevoerde beleid steunt op de klassiek-economische en monetaristische denkbeelden van economen, zoals Friedman, terwijl de voorgestelde wijziging een omarming van de denkbeelden van Keynes inhoudt. We zullen zien dat Friedman tracht een depressie te voorkomen, terwijl Keynes een therapie voorstelt die ons uit de depressie moet helpen.

 

In de jaren vijftig kwam Friedman met een monetaristische verklaring van de Grote Depressie van de jaren dertig in de vorige eeuw. Zouden de (Amerikaanse) banken in de periode 1929-1932 zich aan de regels van de gouden standaard hebben gehouden, en de toegenomen goudinvoer hebben beantwoord met een expansieve monetaire politiek, dan zou de depressie nooit zijn ontstaan.

Keynes was van mening dat een expansieve monetaire politiek niet in staat is om in een periode van depressie de groei van de economie te stimuleren. Met andere woorden, zolang we niet in een depressie zitten, kan monetaire politiek nuttig zijn. Zodra we eenmaal gevangen zitten in pessimisme, versterkt door steeds slechtere cijfers over de groei, helpt zelfs een interestvoet van 0% niet meer. Het opkopen van waardepapier door de centrale bank vergroot de liquiditeit van bankwezen en publiek, maar leidt niet tot meer bestedingen. Het alternatief dat Keynes bood, gaat er vanuit dat alleen de overheid groot genoeg is om het totaal aan afzet belangrijk te beïnvloeden. Door een verhoging van de overheidsinvesteringen, welke gefinancierd moet worden door middel van geldcreatie – monetaire financiering – kan de ban van het pessimisme worden doorbroken.

 

Het verschil in beleidsinzicht tussen Friedman en Keynes komt voort uit een belangrijk verschil in wereldbeeld dat ten grondslag ligt aan hun theoretische analyses.

Friedman baseert zich op de vooronderstelling dat individuen, organisaties, overheden en landen economisch en rationeel zijn. Bovendien wordt aangenomen dat alle spelers relatief klein zijn ten opzichte van de wereldmarkt, en niet in staat zijn om deze te beïnvloeden. Iedere speler is vrij en verantwoordelijk voor zichzelf, en comparatief voordeel bepaalt ieders economische positie. Hun rationaliteit maakt dat fouten die altijd worden gemaakt, klein blijven en relatief snel worden gecorrigeerd. Daarom zijn marktonevenwichtigheden klein en kunnen ze snel door prijsaanpassingen worden gecorrigeerd. Overheden zijn consumptiehuishoudingen, die de eigendomsrechten van mensen moet bewaken. Lenen is er dus niet bij – alleen een beperkt aantal belastingen, welke de werklust van de mensen niet teveel mag ontmoedigen, vormen de noodzakelijke inkomsten van de overheid. In Amerika bestaat er een belangrijke stroming waartoe ook de vorige centrale bankier Alan Greenspan behoorde, die deze libertijnse visie aanhangt.

Deze analyse leidt tot een ruimhartig monetair beleid, in de hoop dat consumenten en investeerders door een lage interestvoet worden geprikkeld. De overheid dient haar uitgaven en belastingen te verlagen, zodat particulieren zo sterk mogelijk worden geprikkeld om tot hernieuwde activiteit te komen.

Keynes baseert zich echter op de vooronderstelling dat individuen, organisaties, overheden en landen economisch en tot op zekere hoogte irrationeel zijn. Sommige spelers zijn wel relatief groot ten opzichte van het geheel, en kunnen wel het geheel van de wereldeconomie beïnvloeden. Met andere woorden, sommige organisaties en landen zijn ‘too big to fail’. Als zij worden bestuurd door irrationele bankiers of irrationele politici, dan kan een vrije markteconomie ernstig ontsporen. Keynes heeft de vraag beantwoord wat we moeten doen aan het heersende pessimisme, geschraagd door tegenvallende groeicijfers. Zijn analyse van een depressie laat zien dat de overheid zijn investeringen moet opvoeren, en regelgeving moet ontwikkelen ten aanzien van belangrijke grootheden, waarvan geen enkel individu de optimale waarde kan bepalen. In onze situatie gaat het om de noodzakelijke buffers die uit voorzorg altijd moeten worden aangehouden: eigen vermogen en liquiditeit. De afgelopen decennia is deze regelgeving afgeschaft, en de gevolgen zijn bekend.

 

Er lijkt geen licht aan het einde van de tunnel. Er zijn twee belangrijke barrières die maar niet genomen worden, te weten:

 

  1. In Duitsland heerst onder economisten en politici een irrationeel idee van schuld, liquiditeit en geldschepping. Het monetaire trauma dat ze hebben opgelopen in de jaren twintig van de vorige eeuw – door hen zelf als zodanig erkend! – verhindert een rationele oplossing van het probleem van de depressie in termen van monetaire financiering van overheidsinvesteringen.[1] Gebruik van nucleaire metaforen – de nucleaire optie, financiële kernbommen – worden in dit verband niet geschuwd.
  2. De opiniemakers in de financiële wereld interpreteren ontwikkelingen van oudsher in klassiek-economische en monetaristische termen. In de huidige situatie levert dat een serieuze inconsistentie op. Overheidsschulden worden als te hoog gezien. Daarom wordt er van overheden geëist dat ze fors bezuinigen op hun uitgaven. Dit leidt tot tegenvallende groei, waardoor de tekorten en schulden verder oplopen.De nieuw samengestelde Europese Commissie zou als topprioriteit de leden met een structureel overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans moeten vragen hun overheidsinvesteringen op te voeren. De Europese Centrale Bank zou dan bereid moeten zijn om een bepaald deel van het programma monetair te financieren. Hoeveel? Dat hangt af van de mate waarin the EU-economie meer geld in omloop behoeft. Een groot voordeel is dat ze haar zogeheten verruimingsbeleid kan opheffen – dat leidt alleen maar tot onbeheersbare inflatie in de toekomst.Dr. Piet KeizerUtrecht University School of Economicswww.pietkeizer.nlaantal woorden: 1064.
  3. p.k.keizer@uu.nl
  4. 08-10-2014.
  5. Universitair Hoofddocent Economische Methodologie

[1] Voor een serieuze analyse van dit trauma, zie Piet Keizer, Psychology for Economists, http://www.pietkeizer.nl.

This entry was posted in Columns and tagged , , , , , . Bookmark the permalink.

Leave a comment